donderdag 20 december 2007

2008!


Onze beste wensen voor 2008!
Judith, Stef, Wim, Valerie en Caroline

woensdag 19 december 2007

Winterverblijf: Interview Lotte Van den Berg in Ramblas op Klara

Interview – Lotte van den Berg bij Johan Van Cauwenberghe in Ramblas (Klara)

Theatermaakster Lotte Van den Berg ging op reis in de koudste streken van Azië, in Siberië en Mongolië, en ze bracht een theaterstuk mee terug, met vragen over geloof en vertrouwen, met muziek en ook met een stukje échte winter, Winterverblijf heet het stuk en het gaat donderdag in première in de Bourla in Antwerpen. Goeiemiddag, Lotte Van den Berg.
Je bent op reis vertrokken. Ben je dat gaan doen om inspiratie op te doen of had je een vooropgezet plan om er iets mee naar voor te brengen?
Neen, juist geen vooropgezet plan. Ik ben eigenlijk op reis gegaan om écht even weg te zijn, om niet na te denken over theater maken.

Maar daar ben je met de neus op de realiteit gevallen.
Daar val je altijd op als je reis gaat – als het goed is tenminste. Neen, dat was een heel inspirerende reis, ik ben twee maanden weggeweest en toen ik ergens midden in de Gobi woestijn stond en net naar een dienst was geweest van een aantal Boedhistische monikken daar in een oud tempeltje, midden in het niets, toen dacht ik ‘hierover moet ik een voorstelling maken en die heet Winterverblijf’. Toen heb ik nog wel geprobeerd om die titel te veranderen, maar dat is nooit meer gelukt, het besluit was toen gevallen.

Het is een stuk geworden over geloof – of proberen te geloven. Wat heeft u dan zo getroffen in die Mongoolse of die Siberische geloofsovertuiging?
Ja, het was echt niet in de overtuiging zelf – ik wil het in de voorstelling zelf ook niet over een inhoudelijkheid hebben van verschillende overtuigingen of dat op de een of andere manier met elkaar vergelijken. Het ging mij meer over de manier waarop ik zag dat zij hun geloof praktizeerden of belijdden. En ik werd eigenlijk voornamelijk geraakt doordat ik zag dat de rituelen, de gebeden die zij deden heel dicht lagen bij het dagelijks leven. Het was toen zo koud dat ze de tempel niet konden verwarmen – dat was te veel werk eigenlijk. Dan waren ze met z’n allen in de schuur gaan zitten omdat ze het anders nooit warm zouden krijgen. Dat was eigenlijk een heel onromantisch schuurtje met systeemplafond en een straalkachel en dan zaten ze een beetje op een balpen te kauwen en af en toe te bidden, en ik vond dat heel mooi, dat er eigenlijk helemaal niets was opgesmukt of mooier gemaakt dan het was. Het was heel naakt.

Van schuur naar joerd en van het ene naar de andere? Gaat het dan ook over het wezen waar die mensen mee omgaan van het boedhisme en het sjamanisme?
Neen, daar gaat het dus eigenlijk niet over. In de voorstelling heb ik het ook direct – ik verwijs in de muziek wel naar die streken maar niet direct in beeld of in verhaal. In de voorstelling vraag ik me vooral af hoe je op een toneel over dit soort dingen kan spreken. Ik trek een voorzichtige vergeliijking tussen religie en kunst en theater. Het gaat heel erg over de manier waarop toeschouwers en toneelspelers samen zijn of niet samen zijn.

Het gaat om rituelen.
Ja, het gaat om rituelen en om afspraken, om vormen die we nodig hebben om ons tot de dingen te kunnen verhouden.

Openingen langs waar je binnen kan tot het hogere bijna, of tot het meer intieme.
Ja, dat, maar ook wel over hoe dat hogere – of dat intieme zoals jij dat dan noemt – het verhevene zich ook altijd direct weer verhoudt tot handelingen.

Hoe het zich vandaag toont.
Ja, je moet altijd gewoon dingen doen. Op een stoel zitten, naar de wc. Het is nooit het een of het ander, en dat vind ik heel erg mooi en dat zag ik daar, hoe het hele concrete en het verhevene altijd verbonden zijn.

Nu als je een stuk daarover maakt dan kom je, hoe je het ook draait of keert, vanzelf bij uw vader terug, bij Jozef Van den Berg, de bekende theatermaker die 18 jaar geleden een radicale keuze maakte in zijn leven. Die afscheid nam van wat hij toen deed, theater maken, maar ook van zijn werk en van zijn gezin. En hij ging als kluizenaar leven.
Dat doet hij nog altijd.

Op zoek naar het echte geloof – dat doet hij nog altijd. Wat betekende dat geloof voor hem dan? Dat hij daar zo echt mee bezig was?
Dat betekent voor hem in ieder geval heel veel. Ik bedoel, de ervaring die hij had en wellicht nog steeds heeft is dusdanig groot geweest dat hij deze beslissing heeft kunnen maken. Ikzelf weet niet wat die ervaring was.

Jij was toen vijftien.
Ik was vijftien, dus ik heb daarnaast gestaan en gezien hoe turbulent die tijden waren en hoe groot de vertwijfeling. Ik heb ook gezien hoe definitief de keuze was die hij maakte en het heeft wel enig tijd geduurd, maar uiteindelijk kan je niet anders dan maar geloven dat hij gelooft en er dan maar op vertrouwen dat zijn ervaring werkelijk was. Of hem in ieder geval werkelijk heeft geraakt. En dan gaat het niet meer over ‘is het waar of is het niet waar’. Dan gaat het over hoe groot en hoe werkelijk zijn bepaalde ervaringen. En iedereen doet daarmee wat hij daarmee doet en denkt te moeten doen. En de manier waarop hij op een hele standvastige en consequente wijze daarmee omgaat, dat is heel ingewikkeld maar dat dwingt ook respect af. Dat is ook heel mooi om te zien, hoe iemand zo werkelijk en waarachtig zijn leven probeert te leven.

En was er duidelijk geen andere keuze mogelijk? Voor jullie ook niet?
Neen, je reageert, maar dat doe je voortdurend in je leven. En er zijn heel veel momenten in je leven dat er geen andere keuzes mogelijk zijn. En ik denk dat dat ook de grote uitdaging is waar we allemaal voor staan. Om om te gaan met de dingen die je tegemoet komen. En om die niet te ontkennen.

Hebt u nog contact met uw vader?
Ja, ik heb veel contact met hem. We hebben een goeie relatie. Ik ben zeer blij dat hij mijn vader is.

Heeft dit contact onder meer geholpen in het tot stand brengen van dit stuk nu?
Geholpen zou ik niet willen zeggen, maar je hebt absoluut gelijk dat het een met het ander te maken heeft en waarschijnlijk ben ik daardoor ook zo geraakt in de Gobi woestijn door die monniken die ik daar zag ploeteren in het vuurtje omdat mij dat ook weer deed denken aan mijn vader en dat ik mij op dat moment ook realiseerde dat ik hem in zijn overtuiging wellicht niet kan volgen, maar in zijn toewijding en de manier waarop hij zich richt op het geloof en de aandacht die hij geeft, de consequentie waarmee hij daar mee bezig is, de standvastigheid ook, de liefde ook, daar wordt ik steeds toch wel heel erg door geraakt.

We praten er direct nog over verder.
(muziekfragment)
Dit was muziek van de boventoonzangeres Sainkho Namchylak. Dat is muziek die Lotte Van den Berg goed kent want ze zit ook in de voorstelling. Meer nog, Sainkho zit in de voorstelling.
Ja, Sainkho zit in de voorstelling. Samen met Dirk Seghers heb ik veel gesproken over de muziek. Hij doet ook muziekdramaturgie en begeleidt mij een beetje in de muziekkeuze in de voorstelling, en hij heeft mij een cd van Sainkho laten horen en toen dacht ik direct ‘doe moet meedoen’. Dat was natuurlijk een beetje een stout plan. Ze komt uit Tuva, dat ligt inderdaad tussen Mongolië en Siberië, ze woont in Wenen maar ze reist de hele wereld over. Ze zegt zelf dat ze de enige vrouwelijke boventoonzanger is van de wereld.

En klinkt het op podium zoals wat we net gehoord hebben?
Neen, wat ze net heeft gedaan dat is geen boventoon. Boventoonzang is eigenlijk dat iemand tegelijk een lage en een hoge toon produceert. Ze gebruikt dus echt verschillende holtes in het lichaam. Dus je hoort twee klanken, en dat geloof je eigenlijk bijna niet als je het hoort.

Dus ze staat alleen zuiver te zingen zonder instrumentale begeleiding.
Ja, inderdaad. Samen met Judith wel, Judith Vindevogel, een klassiek geschoolde zangeres. En zij hebben natuurlijk ongeloofelijk verschillende stemmen die vind ik een zeer interessante dialoog aangaan.

Het lijkt een heel inventieve, een heel wispelturige voorstelling te zijn als ik het zo hoor. Laten we het eens over het stuk zelf hebben. Ben je van een scenario vertrokken? Van de ervaringen van wat je daar gezien hebt?
Neen, ik ben niet direct van ervaringen van die reis vertrokken. Van meer filosofische overdenkingen, meer vraagstellingen en sferen, maar niet de concrete gebeurtenissen daar. Ik heb nooit een scenario voordat ik begin. Wel beelden die ik zie maar dat zijn niet direct beelden die vertaal in de voorstelling.

Hoe ga je dan concreet tewerk?
Concreet tewerk... Ik begin de eerste week met veel gesprekken met alle mensen die meedoen. Met de zangers, met de spelers, met de mensen van de techniek.

En weet je dan op voorhand al hoeveel je er nodig hebt?
Ja, dat gebeurt. Op een gegeven moment vraag ik iemand en dan denk ik ‘dan moet die daarnaast staan’. Dus op een gegeven moment had ik Dirk Roofthooft, acteur, en Marlies Heuer, actrice, en Judith Vindevogel, zangeres, en toen kwam Sainkho erbij. En aanvankelijk dacht ik dat vier mensen genoeg was, dan dacht ik ‘neen, er moet toch nog iemand bij die net jonger is’. Want zij zijn eigenlijk toch allemaal van een generatie boven mij, dus dan heb ik Marij Verhaevert gevraagd, dat is een heel jong meisje uit Arnhem, om mee te doen. Tja, dat gebeurt gaandeweg, dat zijn eigenlijk allemaal redelijk intuïtieve keuzes.

Dus een mengeling van echt geschoolde acteurs met een zekere renommé al, en jongere.
Nee, Marij is jonger, maar die zit in het laatste jaar van de toneelschool wel, dus het zijn allemaal geschoolde acteurs en zangeressen. En zo intuïtief als het samenbrengen van de hele cast gaat, zo gaat eigenlijk ook het hele proces. Ik zit nu dus vier dagen voor de première en het is ongeloofelijk leuk om te zien hoe uiteindelijk alles in elkaar valt. En ook om te zien hoe het dan weer terugkomt bij wat je aanvankelijk had gedacht. Als je met z’n allen op zo’n reis vertrekt – wat het ook eigenlijk is. Ik leg al die thema’s op tafel, ik vertel de verhalen en dan gaan de anderen daar op reageren en komen daar vanzelf beelden, klanken uit voort. En dan is het heel mooi om nu zo in die laatste fase van zo’n repetitieproces te zien hoe je weer terugkomt bij het beginidee, eigenlijk zonder dat je dat zelf in de gaten hebt.

Hoe ze allemaal op dezelfde golflengte komen te zitten ook dan?
Ja dat is heel belangrijk. Dit zijn vrijf ongeloofelijk verschillende mensen, dat wilde ik ook. Ik heb ook tijdens het proces geprobeerd om ze hetzelfde te laten doen. Dat moet ik niet doen. Ik moet eigenlijk zorgen – en daar zijn ze het ook heel erg mee eens – om die verschillen juist naast elkaar heel mooi te combineren, te componeren, om zo toch tot een eenheid te komen maar zonder dat ze elkaar gaan nadoen.

Het is eigenlijjk meer coachen wat je moet doen?
Dat is het eigenlijk ook ja. En stimuleren, inspireren. Dat is belangrijk. En kijken naar wat ze doen en het juiste teruggeven. Ik heb het gevoel dat het als regisseur heel belangrijk is om de speler of de zanger te vertellen wat hij heeft gedaan, om hem bewust te maken van zichzelf.

Een vrij statische voorstelling of zit er veel beweging in?
Er zijn momenten dat het statischer is en er zijn momenten dat er heel veel beweging in zit. Het zijn eigenlijk drie delen die all drie heel verschillend zijn en op elkaar reageren.

Is er ook een Bühnebeeld?
Ja, dat is ontworpen door Jan Joris Lamers.

Toch wel een bekende naam ook.
Een geweldige man, heel erg leuk en inspirerend om met hem te werken. Hij is zelf eigenlijk ook toneelspeler van Discordia, maar ontwerpt ook vaak de scenografie. Dat doet hij ook voor Rosas, Anne-Teresa de Keersmaeker, en ik heb samen met hem gezocht naar een beeld dat heel erg duidelijk is en direct verwijst naar de geschiedenis van de grote theaterzaal van de Bourla zelf. En wij zetten daarin een decor dat de toneelmechaniek laat zien.

Dus kaal bijna?
Heel kaal, gebaseerd op het oude coulissentoneel.

De ingewanden van het toneel bijna.
Ja, dat heb je heel mooi gezegd.

Heb je daar een bedoeling mee om naar die oude theaterstructuren te verwijzen?
Ja, op die manier heb ik het ook wel over het ritueel van het theater. Waar dat gebouw voor gebouwd is. Ik vind het heel fijn om direct te verwijzen naar de locaties waar ik ben. Dat doe ik als ik buiten ben, als ik op een groot braakliggend terrein sta, maar dat doe ik ook als ik in het theater ben. De voorstelling gaat zeker in het begin heel erg over de relatie tussen toneelspeler en toeschouwer. Of het als toneelspeler mogelijk is om de waarheid te zeggen op dat toneel, of wat dat dan is. En dus ook over het onderscheid dat gemaakt wordt door dat verhoogde podium. Dat zet iemand op de een of andere manier op een voetstuk – maar wat is het gevolg van dat voetstuk?

Een soort altaartje bijna.
Zo zou ik het niet willen zeggen, maar in weze kader je wel heel duidelijk. Het verschil tussen de kleine zaal en de grote zaal is dat om het podium staat een frame, een lijst van een schilderij zit eromheen. Waardoor de afstand tussen toneelspeler en toeschouwer heel groot wordt. Waar je heel veel mee kan doen maar wat ook gevolgen heeft voor de integriteit en de intimiteit.

Maar ga je dan de kunst van theater dan weer optillen tot een soort religiositeit?
Ja en nee, ik wil tonen dat die afstand er is, en aan het eind van de voorstelling probeer ik hem volledig op te heffen. Maar ik ga nog niet vertellen hoe ik dat doe.

Maar het is dan toch weer ‘de toeschouwer moet maar zien wat hij ermee doet’?
Neeneen, want ik wil juist uiteindelijk proberen te laten zien of de toeschouwer... Goh, dat vind ik moeilijk om uit te leggen.

Je mag niet teveel verraden.
Neen, natuurlijk mag ik niet teveel verraden! Ik vind niet dat het zo is dat de toeschouwer maar moet zien wat hij ermee doet. Tegelijkertijd vind ik ook dat de toeschouwer ook de vrijheid moet krijgen om te doen wat hij ermee wil doen, om zijn eigen interpretatie te maken.

En de muziek. Je hebt die Tuvaanse muziek dan, maar je hebt ook Bach – zijn cantate Ich Habe Genug. Een tekst van Joseph Brodsky. Zijn dat hulpmiddelen voor de toeschouwer? Of zijn het bijna leidraden die hem of haar de weg moeten wijzen?
Het zijn bijna de restanten van het toneel. We laten fragmenten zien.

Want ook Bach is toch heel theatraal?
Bach is theatraal ja, maar het lied zal nooit volledig gezongen worden.

Ich habe genug – dat is eigenlijk een blije cantate. Hij berust in het geloof. En daardoor wordt hij blij.
Ja, da’s ook heel mooi. Hij wordt vaak heel treurig gezongen, maar inderdaad. Ik heb er met Judith veel over gesproken. Het gaat over iemand die zegt: ‘ik heb genoeg, ik heb genoeg gehad. Voor mij is het genoeg. Ik kan sterven. En het streven van Judith om juist dat te zingen met een vreugde.

Is dat iets gelijkaardigs waar je in Siberïe en Mongolië ook mee geconfronteerd bent geweest?
Ja, dat gaat natuurlijk wel over het besef dat het einde of de dood, dat dat niet per definitie treurig is. Wij gaan er hier heel erg van uit dat de dood het allerergste is wat je kan overkomen, maar de vraag is of dat zo is.

We zullen zien, ik ben benieuwd naar uw voorstelling van Winterverblijf. Donderdag in première in de Bourla. Lotte Van den Berg, succes ermee.

maandag 17 december 2007

Winterverblijf: Interview Lotte Van den Berg in Stories op Radio 1

Lotte van den Berg was op 12 december te gast bij Friedl' Lesage in Stories (Radio 1).

Twee jaar geleden reisde ze door Siberië en Mongolië, en met die ervaring maakte ze nu voor het Toneelhuis in Antwerpen de voorstelling Winterverblijf, over mensen die in religie een levensovertuiging en houvast zoeken. Lotte Van den Berg, goeiemiddag.
Hoe ben je twee jaar geleden door Siberië en Mongolië gereisd? Want het is niet zo evident hé...

We zijn in Moskou vertrokken, we zijn met de trein eigenlijk naar Bejing, naar Peking gereisd. Die trein, de transsiberië express die doet daar zeven dagen over, wij hadden twee maanden, dus we zijn ondertussen een stukje uitgestapt en hadden we af en toe een week, soms twee weken en bijna een maand in Mongolië om vanaf het treinstation weer verder te reizen en terug te komen.

En wat voor indrukken hebben Mongolië en Siberië op jou gemaakt?
Ja, hele prachtige indrukken, het zijn natuurlijk allebei hele grote weidse verlaten landen en toen ik daar was was het april, dan heet het lente te zijn maar het was nog altijd min 20. Dus ongeloofelijk koud.

Hoe ben je door het land zelf gereisd?

In Siberië zijn we vooral bij het Bajkal meer langs geweest en daar zijn we weer met kleinere treintjes of met busjes, minibusjes – met z’n allen in veel te kleine busjes, mensen bij elkaar op schoot en tassen – zijn we zo naar kleinere dorpjes gereisd aan dat meer wat volledig bevroren is. En het Bajkalmeer is ongeveer zo groot als Nederland, dus dat is echt een heel groot meer. En dan hebben we bij mensen thuis geslapen en dat is heel bijzonder.
En in Mongolië heb ik twee weken lang op een paard door de bergen gereisd met een gids en een heel klein tentje, door de sneeuw.

En je overgeven aan een gids die zegt waar je naartoe moet, hoe moeilijk was dat voor jou?
Ja, heel moeilijk. Ik vind het altijd moeilijk om mij over te geven. Ik doe dat ook heel graag en ik vind het altijd weer geweldig om te zien wat er dan allemaal gebeurt. Wat je zelf niet had kunnen bedenken, wat onverwacht op je afkomt, maar ik vind het ook heel lastig.

Ja? Wat vind je daar dan zo lastig aan?
Wij werden op een gegeven moment ‘s ochtends wakker en er was een sneeuwstorm geweest ‘s nachts en die hield aan dus die ging niet liggen. Dus dan hebben wij eigenlijk twee nachten en een dag in dat tentje gezeten, wat geen grondzeil had. Met vier mensen. Koud. En met weinig eten. Dus toen moesten we de volgende dag – de storm ging gelukkig liggen – de hoogste pas over. Er was overal sneeuw, en dat was echt gevaarlijk. Dus de gids die vertelde ook voortdurend waar dan allemaal mensen dood waren gegaan en naar beneden gestort waren. Af en toe zag je de schedel van een paard – die was daar dan kennelijk omgekomen en die hangen ze dan in een boom.

Heb je dan gemerkt dat de natuur dan verklaard wordt als een teken van God in die landen?
Neen, niet een teken van God. Nee, je zou eerder kunnen zeggen dat de natuur zelf God is. Als je ‘s ochtend thee drinkt, dan offert de oudste man of vrouw van het gezelschap thee aan de goden of aan de natuur, of aan het leven en dat doet die door naar buiten te gaan met die lepel en een beetje thee in de lucht te gooien, over z’n schouder, en daar zegt die dan wat bij maar dat is heel zacht gemurmel. Dat is zoals wij hier ‘s ochtends de bloemen water geven. Daar zijn geen vragen bij.

Waarin geloof jij zelf?
Ik geloof in veel maar niet in een bepaalde overtuiging, niet specifiek, ik kan daar niet zo goed in kiezen. Ik begrijp wel dat mensen zeggen dat om iets praktizerend te beleiden je wellicht één weg moet gaan, om ook trouw te zijn en gehoorzaam te zijn aan iets en niet voortdurend op je eigen gevraag terug te komen. Dat is natuurlijk ook een manier om er niet aan te beginnen. De twijfel die wij allemaal heel erg kennen. Zorgt er ook voor dat wij steeds op de drempel blijven staan. Maar als ik eerlijk ben sta ik nog op die drempel.

Dat is ook wat jouw vader zegt, de poppenspeler, Jozef van den Berg, dat er één weg is die je moet gaan. Hij is gegaan.
Ja, ja. Ik vraag me dat nog altijd af. Ik geloof dat niet. Ik kan heel ver mee met mijn vader maar daar vind ik het echt moeilijk worden.

Dat was in 1989 dat hij afscheid nam van het theater. In deSingel was dat, bij de voorstelling Genoeg gewacht. Bij het begin van de voorstelling sprak hij de woorden dat hij was geroepen door God. Dat wil ik even aan jou laten horen.


(fragment speech Jozef Van den Berg)
Ik zal het u proberen uit te leggen. Ik hoop dat u één ding voor mij hebt en dat is respect voor mijn beslissing. Ik heb ontzettend lang gezocht. Ik ben overal geweest. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat de zoeker zoekt, maar hij wordt gevonden. Het is daarom dames en heren, om deze man, om Christus. Daarom alleen, heb ik dit stuk gezocht. En ik stap uit dit vak. Voor mij is het voorbij. Ik zeg u allen goeiedag, ik ga. Het geld wat u hebt betaald kan u terugkrijgen bij de kassa.

Lotte Van den Berg, wat doet het jou om dit te horen?
Ja, ik ken hem uit mijn hoofd. Dat in een ongeloofelijk heftig moment. Maar het is ook wel heel erg interessant om te horen hoe bewust hij zich is van zijn vak ook op het moment dat hij dit doet. Dus hij neemt afscheid van het theater en tegelijkertijd doet hij dat als een ongeloofelijk goed acteur – het is bijna een performance.

Je was zelf vijftien toen dit gebeurde. Had je het voelen aankomen?

Ja natuurlijk, maar dat heeft twee jaar geduurd. Dat is een hele turbulente tijd geweest waarin Jozef, papa, heel erg in de war is geweest. Dat doe je niet zomaar.

Anderhalf jaar geleden ben ik bij hem geweest in zijn hut in Neerijnen waar hij woont onder een kweeperenboom. Hij mocht muziek kiezen voor Het beste moet nog komen, en hij koos toen dit.

(fragment uit Stabat Mater van Vivaldi met Aafje Heynis)

Aafje Heynis met muziek van het Stabat Mater, Lotte Van den Berg, de muziek die jouw vader koos toen anderhalf jaar geleden in Het beste moet nog komen. Muziek die jou ook wel raakt hé.
Ja, ja, ja, absoluut.

Het verhaal dat eraan vasthangt heeft alles te maken met zijn broer die toen aan het sterven was.
Ik weet vooral nog heel goed hoe ik samen met hem die plaat ben gaan halen bij Aafje.

Bij haar zelf thuis?
Ja, toen hij eenmaal besloten had dat Aafje Heynis en dit fragment van de Stabat Mater van Vivaldi in zijn nieuwe voorstelling moest komen – wat dan ook echt moet gebeuren als hij dat beslist. Hij is in alles zeer standvastig geweest. Toen bleek dat de plaat die hij had, die was te slecht, daar zat een kraak op, of een kras in, dat weet ik niet meer. En toen zijn ze overal op zoek gegaan naar die plaat, Frankrijk, Parijs, overal, alle oude platenwinkels langsgegaan. Was niet meer te vinden. En toen heeft hij op een bepaald moment Aafje Heyenis zelf gebeld, en toen ben ik met hem naar Aafje Heyenis gegaan in de auto. Zij woonde volgens mij ergens in Hilversum. Ik weet nog hoe dat huis er uit zag, een tuin rondom. En toen hebben we Aafje Heyenis haar plaat zelf meegekregen, en die staat nu bij mij in de kast. Ja, haar handtekening staat er op en dat was haar persoonlijke eigendom.

Nooit teruggebracht?
Neen, kennelijk niet, maar misschien mochten we hem houden. Misschien had ze wel twintig platen, maar in mijn herinnering als meisje van veertien kregen we zo uit haar platenkast de plaat van Aafje Heyenis persoonlijk.

Het was op 2 juni 2006 dat ik ben langsgeweest in Neerijnen waar hij als kluizenaar leeft en dat bleek een heel bijzondere dag te zijn. Wat hij daarover zei laat ik even horen.

(fragment uit Het beste moet nog komen)
Nou het is vandaag precies 15 jaar geleden, precies ditzelfde uur, dat ik definitief mijn gezin, mijn vrouw, mijn kinderen, mijn huis, heel mijn leven heb verlaten om de weg te gaan waarvan ik nu getuig. Dus het is vandaag precies 15 jaar geleden dat ik tegen mijn vrouw en mijn kinderen, die toen thuis waren, zo goed en zo kwaad als ik dat kon heb verteld dat ik echt zou gaan. In de nacht van 1 op 2 juni ben ik dat innerlijk echt gaan zien en begrijpen, en heb ik vervolgens ook de daad bij het woord gevoegd en ben ik werkelijk weggegaan.

En hoe was hun reactie op jouw vertrek?

Ja, voor hun was dat natuurlijk op dat moment ook bijna niet te begrijpen dat dat werkelijk zou gebeuren. Ik had gisterenavond Lotte nog even aan de telefoon. Het kleed waarop wij nu zitten te praten, wat op tafel ligt zeg maar, dat is van Lotte. En toen ik het er op legde dacht ik ‘wacht, dat is van Lotte’.

En wat vindt zij ervan dat jij hier woont, in open lucht, onder een kweeperenboom?


Dat is voor hun natuurlijk ook een heel langzaam proces geweest van aanvaarden en begrijpen en Lotte is wel degene die dat misschien het meest begrijpt of die dat haar het meest in haar omdraagt, die dat ook koestert. Lotte vindt het geloof ik wel heel mooi.
(einde fragment)

Lotte van den Berg, jij vindt het heel erg mooi zegt hij.
Hij zegt geloof ik: ‘ze vindt het geloof ik wel mooi’. Jozef is natuurlijk echt heel goed in zijn intonaties en zijn stiltes.

En wat hoor jij daar dan in, wat zegt hij dan echt?

Nee, hij zegt dat echt, maar het is mooi om te horen hoe hij naar zijn woorden zoekt.

Maar het moet jou toch ook kwaad hebben gemaakt, als puber, te voelen dat jouw vader vertrekt.
Het heeft mij kwaad gemaakt. Er is één scène – ik noem het een scène, moet je nagaan – er is één moment tussen hem en mij wat mij heel erg bij is gebleven. Toen was hij nog niet weggegaan maar toen had hij een goeie vriend van hem de deur uit gewezen omdat hij kennelijk zoiets kwam zeggen als ‘Jozef, waar ben jij in godsnaam mee bezig?’. Daar wilde hij niet over spreken. Toen ben ik naar hem toegegaan, naar zijn werkkamer en dat is naast de deur, wij woonden in een heel oud huis en hij had daar zo’n bureau waar hij dan aan zat te schrijven. Hij had toen denk ik al een lange baard. Af en toe liet hij zijn baard staan en dan moest hij hem weer afscheren van ons omdat wij dat niet vonden kunnen en dan schoor hij hem weer af en liet hij hem toch weer groeien in die twijfelende twee jaar. Toen ben ik naar hem toegegaan en heb ik heel hard staan schreeuwen, was ik ongeloofelijk kwaad en toen heb ik gezegd: ‘als jij zo doet, als jij zo doet dan wil ik niet meer dat jij mijn vader bent’. En hij stond daar naar te kijken, heel rustig, en dan zei die ‘da’s goed Lotte, da’s goed’. En dan ben ik nog twee jaar blijven schreeuwen maar dat had geen zin. Dat had werkelijk geen zin want hij liet zich daardoor niet van zijn stuk brengen. En dat is natuurlijk het allerergste: boos zijn op iemand die niet reageert op jouw woede. Dan blijf je een beetje alleen staan met je woede. En dan kan het bijna niet anders dan dat je er op een gegeven moment achter komt dat die woede of die poging om hem te veranderen of terug te doen komen, dat dat eigenlijk nergens op slaat. En toen op een gegeven moment dacht ik: hij kiest zo duidelijk voor zijn eigen weg en eigenlijk geeft hij mij daarmee de vrijheid duidelijk voor mijn eigen weg te kiezen.

Hij verlaat zijn plek niet, dus hij komt ook niet naar jouw voorstelling in Antwerpen. Vind je dat erg?
Neen, dat vind ik niet erg. Ik vind het eigenlijk heel fijn als hij heel helder is in zijn beslissingen. Ik spreek wel met hem over de voorstelling en zeker nu ook omdat de thematiek wel raakt aan zijn verhaal. Ik ben zelfs met de acteurs bij hem op bezoek geweest omdat ik dacht ‘het goed was als zij hem ook ontmoeten’. Ik had er natuurlijk wel in de repetitie af en toe over gesproken. Dus ik verbind hem daar wel aan. Ik heb hem ook gevraagd: Wil je op de hoogte gehouden worden? Wil je een registratie zien? En hij heeft gezegd dat hij dat niet wil en dat vind ik eigenlijk heel fijn.

Winterverblijf, het gaat morgen in première in het Toneelhuis in Antwerpen. Lotte van den Berg, hartelijk dank voor je verhaal.
Graag gedaan.

Winterverblijf: Interview Sainkho Namchylak in De Morgen

Weer even thuis in Antwerpen

'Nomadische' keelzangeres Sainkho Namtchylak op de scène in het Toneelhuis
Het is een lange weg geweest voor de etnisch Mongoolse Sainkho Namtchylak: van een dorp in het toen nog Sovjet-Russische Tuva naar de scène van het Antwerpse Toneelhuis, waar ze vanaf volgende week meespeelt, danst en vooral zingt in Winterverblijf van Lotte van den Berg.

Namtchylak: 'De meeste artiesten zijn nomaden, denk ik, ze willen altijd weer op andere podia staan.'

Antwerpen - Je zou haar een nomade kunnen noemen, zoals haar voorouders, zij het dat het in haar geval niet de noden van de kuddes zijn die haar steeds weer doen verkassen, en dat haar woning evenmin een joert is.

Sainkho (50) vond die ronde tenten in vilt overigens zelf behoorlijk exotisch, al logeerde ze er met haar ouders wel in als ze tijdens de zomer op familiebezoek ging. "Ik kan het niet helpen", zegt ze lachend, "de meeste artiesten zijn nomaden, denk ik, ze willen altijd weer op andere podia staan, ze willen hun kunst aan een nieuw publiek tonen, of het nu keelzang is of opera."
Dat Sainkho een van de traditionele kunstvormen van haar volk beheerst, heeft alvast weinig met haar familie te maken. "Mijn ouders waren nieuwe sovjetburgers, overtuigde communisten die in een van de eerste heuse flatgebouwen woonden van de stad Kyzyll. De werkeenheid had die toegewezen aan mijn vader, die tv-journalist en commentator internationale politiek was. Mijn ouders hebben me overigens een erg gelukkige kindertijd gegeven, wat met hun uitvoerige aandacht te maken had, voor mij als eerste kind, maar evengoed met het optimisme van die tijd. De eerste raketten werden toen immers gelanceerd, er werd op de maan geland en we waren er vast van overtuigd dat het maar een kwestie van tijd was vooraleer we de wezens zouden leren kennen die op andere planeten leefden."
En toch zou Sainkho zich niet lang in dat modernistische vooruitgangsdenken inschrijven. "Noem het een typische adolescentie: ik keerde me totaal tegen mijn vaders communisme en luisterde naar 'verboden' platen van The Beatles en Stevie Wonder. Ik was een rebel die niet aan de toekomst dacht, die zwanger raakte nog voor de studies af waren, en die gehaast was om een nieuw leven te beginnen in Moskou."
Dat gebeurt ook als Sainkho twintig is en net moeder. Ze zorgt de eerste drie jaar voor haar dochter, schrijft zich in aan wat nu het Moskouse conservatorium is en wint in 1986 een zangwedstrijd. "Daarna is het snel gegaan. Ik mocht mee op tournee met een folkloristisch gezelschap van artiesten uit de hele Sovjet-Unie. Eerst naar Spanje, dan naar Australië, Nieuw-Zeeland en Italië."

Van die eerste reis, naar Spanje, herinnert Sainkho zich nog erg veel. Twee weken was ze in Sevilla en Granada en toen ze weer thuiskwam, moest ze daar een hele maand van bekomen. "Dat het niet eerlijk was, vond ik, en dat ze ons ontzettend hadden voorgelogen. Zie je, ik was opgegroeid met het discours dat het leven in een kapitalistische maatschappij ronduit verschrikkelijk is, dat mensen er ziekelijke wezens zijn. En wat bleek? De Spaanse realiteit lag niet ver van de onze en bovendien was ik ondersteboven van de culturele rijkdom die ze hadden. Ik maakte er onder meer kennis met flamenco en jazz, wat ik absoluut geweldig vond."

Intussen waren het in Moskou erg woelige tijden. "Begin jaren negentig kwamen de eerste privatiseringswetten, het werd een ware pak-de-poenshow, er hing ontzettend veel vijandigheid in de lucht, de roebel werd aan gigantische schommelingen onderhevig, de winkels raakten leeg. Tevens werd de greep van criminele bendes op de stad steeds groter, Moskou werd erg gevaarlijk. Je ziet het overigens aan de dertigers van nu, die hun jeugd in die woelige jaren negentig beleefden: ze hebben geen waarden. Die van de gewezen Sovjet-Unie waren onderuitgehaald en er kwamen er geen andere voor in de plaats. Het is de informatiegeneratie maar waarheid is er niet."
Tegelijk had Sainkho het er erg druk. Ze lanceerde zich in een theaterproject, werkte met free jazzmuzikanten en vertrok steeds vaker op tournee. "En toen kwam er een project in Berlijn, waar de Muur net was gevallen en alles mogelijk werd. Er was groot optimisme, de galeries en de kunstinitiatieven vermenigvuldigden zich, er was ook veel geld. Berlijn was een vreemdsoortig eiland waar van alles te ontdekken viel."
Het is in die periode dat ze haar latere man, een Oostenrijkse saxofonist, leert kennen, die er haar van overtuigt om haar dochter te laten overkomen en zich in Wenen te vestigen. "Mijn eigen interactie met Wenen is altijd heel beperkt gebleven. Het kwam er eigenlijk op neer dat ik haast voortdurend op tournee was. Echt veel brachten de concerten niet op, dus moest je vaker optreden."
Uiteindelijk besloot Sainkho meer etnisch geïnspireerde muziek op te nemen, ze bracht verschillende cd's uit met traditionele keelzangen en verkaste naar Dublin. "Het was er mij vooral om te doen in een Engelstalige omgeving te wonen, en aangezien Londen onbetaalbaar is, was dit een goed alternatief." Sainkho schrijft er twee boeken en brengt ook nieuw werk uit.
Maar ook Dublin was een tijdelijke stek. Sinds deze zomer werkt Sainkho op uitnodiging van het Toneelhuis in Antwerpen aan Winterverblijf van Lotte van den Berg. "Ik mis de concerten wel, dat kan ik niet ontkennen, maar tegelijk vind ik het hier heerlijk. Ik heb meer dan zomaar vriendschap gevonden. Misschien heeft het te maken met het feit dat de regisseuse haar stuk heel organisch laat ontstaan, wat de participatie van alle deelnemers sterk verhoogt, maar ik vind deze groep heel erg hecht. Meer nog dan de vriendschap voel ik het begrip van de anderen, en dat is zeldzaam."

08/12/2007 - De Morgen - Catherine Vuylsteke

Winterverblijf: Interview Lotte Van den Berg in De Standaard

Mijn vader deed wat hij moest doen'
ANTWERPEN - INTERVIEW LOTTE VAN DEN BERG OVER RELIGIE

De theatermaakster Lotte van den Berg was vijftien toen haar vader Jozef de podia achter zich liet en zich als een kluizenaar terugtrok in zijn geloof. Nu maakt ze met 'Winterverblijf' een voorstelling over religie.

Bijna tot haar verbijstering stelt de Nederlandse Lotte van den Berg (32) vast dat ze deel uitmaakt van Het Toneelhuis. Dat is het meest betoelaagde theater van Vlaanderen.

'Ik heb lang getwijfeld', zei ze daarover op de seizoensaankondigende persconferentie. 'Het Toneelhuis. Een bedrijf, een theaterfabriek. Groot is corrupt. Geld is vies. Ik ben een kind van de revolte. Ik droom van een klein gezelschap in een oude boerderij in een weiland. Zo heb ik dat geleerd. Zo deed mijn vader dat.'

Haar vader deed het op het toneel, met poppen. Zelf komt Lotte voor het eerst sinds tijden met een voorstelling in een klassieke theaterzaal terecht. Haar werkplekken waren voordien erg uiteenlopend van aard: een gevangenis waar ze met gedetineerden werkte, een stille wijk op een ontiegelijk ochtenduur of een geluiddichte ruimte op een doorgangsplek in de stad.

En nu is er Winterverblijf, een voorstelling over religie, waarvoor de inspiratie komt uit de zeventien jaar dat ze zich probeert te verhouden tot de beslissing van haar vader. In 1990 liet Jozef van den Berg zijn professie, de bijval, zijn gezin, zijn have en goed achter zich. Zijn puberende dochter Lotte vond dat moeilijk te begrijpen. Hoe kon iemand zeggen dat hij van je houdt en tegelijk de beslissing nemen om weg te gaan?

Een paar jaar lang probeerde ze hem te veranderen. Lotte van den Berg: 'Ik praatte op hem in. Ik probeerde hem ervan te overtuigen dat hij terug moest komen. De dialoog met hem was moeilijk. Hij had een ervaring meer. Hij had een religieuze ontmoeting gehad die ik niet kende. Ik liep er dus achteraan.'

'In het begin kon ik niet geloven dat hij geloofde. Zo kom je in een patstelling. Die kon ik alleen doorbreken door mijn eigen zekerheden opzij te zetten en in zijn denkwereld mee te gaan. Ik kan me natuurlijk makkelijk legitimeren voor mijn stap naar hem toe: het behoud van een vader-dochterrelatie is eenvoudig uit te leggen.'

Jozef van den Berg (57) leeft in het Nederlandse Neerijnen, nabij Zaltbommel, in een zelfgetimmerde houten barak bij mensen in de tuin. Daar trok hij zich terug toen hij stopte met het theater.

Vanaf het begin van de jaren '80 deed Van den Berg Vlaanderen aan met zijn succesvolle solovoorstellingen. Tot 14 september 1989. Die avond zou hij in De Singel de openingsvoorstelling van het nieuwe seizoen spelen. Voor de aanvang maakte Van den Berg een nerveuze indruk. Na tien minuten legde hij de voorstelling stil. 'Ik stop ermee,' zei hij, 'en ik kom niet meer terug.' Hij hield woord.


'Jozef heeft zich bekeerd tot de Russisch-orthodoxe kerk', zegt zijn dochter. 'Hij zegt dat het de zuiverste liturgie is, omdat ze vanaf de eerste kerkvaders in één rechte lijn tot bij ons is overgeleverd. Al twaalf jaar komt hij het dorp niet uit, ook niet voor geboortes en overlijdens. Als een monnik zondert hij zich af. In zekere zin heeft hij kloostermuren rond zich opgetrokken. Hij is een gelukkig mens. “Alsof ik op het podium in het licht sta," zegt hij. Hij spreekt nog veel in theatertermen.'

Voor Lotte van den Berg zijn alle religies ter wereld evenzoveel wegen om met het onbevattelijke om te gaan. Het zijn vormen om het zoeken te kanaliseren. 'Maar daar is mijn vader het niet mee eens. Voor hem is er maar één weg. Ondanks zijn zekerheid heeft hij ook zijn momenten van worsteling en vertwijfeling gehad. Hij stelt voortdurend in vraag hoe hij met zijn geloof moet omgaan. En of hij het wel goed doet. Wat er van hem wordt verwacht. Moet hij zich volledig terugtrekken om zich helemaal ten dienste te stellen van God? Of ontvangt hij beter mensen zodat hij zijn geloof kan uitdragen? En hoe moet hij zich dan verhouden tot zijn familie?'

Ondanks haar onbegrip toen haar vader de familie verliet, heeft de ervaring haar ook veel bijgebracht. Ze heeft de notie 'houden van' ruimer leren definiëren. Het is niet noodzakelijk dat mensen voortdurend samenzijn om van elkaar te houden. 'Later heb ik leren appreciëren dat mijn vader deed wat hij dacht te moeten doen.'

'Veel mensen durven dat niet. Ze durven de vraag niet te stellen wat ze echt willen. Dat is confronterend, want dan zou kunnen blijken dat ze een beetje automatisch in een situatie zijn gerold. En dat ze het daar best comfortabel hebben. Ik vind het fijn dat mijn vader wel blijft zoeken. Hij heeft niet de makkelijkste weg gekozen, maar wat ingewikkeld is, is niet noodzakelijk slecht. Niet alles in het leven is leuk en makkelijk. Vroeg of laat staan we allen voor situaties waar we geen raad mee weten. Wat moeilijk is en waarvoor je weerstand moet overwinnen, geeft nadien zoveel voldoening.'

Supermacht

Geloven wordt wel eens als een gemakkelijkheidsoplossing gezien. In die optiek is het de ogen sluiten voor kritische bedenkingen, zich overgeven aan de veilige armen van een supermacht. Het is geruststellend. 'Ik denk niet dat het zo makkelijk is', zegt Van den Berg. 'We hebben religie nodig om ons niet-begrijpen vorm te geven. Ik denk dat het mogelijk is dat de mens met het grotere in contact komt. Daar komt veel verwarring, toewijding en twijfel aan te pas. Er wordt te snel gezegd: als je gelooft, is het in orde. Nee, dan begint het pas. Dat is net zo bij een kunstenaar. Het is niet omdat je je tot de kunst bekent, dat je broodje gebakken is. Dan moet je het net beginnen waarmaken.'

Een religie belijden is werken. Het moment van de roeping kan hetzelfde soort roes als een verliefdheid teweegbrengen, maar wat als dat gevoel weggaat? Klamp je je eraan vast? Of probeer je het terug te krijgen?

'Ga je voor een permanente roes of accepteer je ook de minder goede momenten? In het laatste geval is een geloof een opdracht. Wat mensen daar voor doen en laten, is niet niks. Ik vraag me af of het routineus is. Je ontbijt toch ook elke morgen? Maar na drie maanden cornflakes moet je misschien eens overwegen op yoghurt over te schakelen. Zo kun je proberen alles opnieuw te bezielen en bewust te krijgen. Voor mij is alles wat je bewust doet een gebed.'

Voor de voorstelling Winterverblijf zijn de acteurs op zoek gegaan naar zo'n vorm van gebed. Doen alsof ze bidden, vond Van den Berg een vorm van heiligschennis. Dat doe je niet zomaar: faken dat je met God in gesprek bent. Voor de acteurs is bidden daarom steeds dezelfde vorm aftasten. Eentje oefent zich in sterven, haar partner probeert daar een houding tegenover te vinden, een ander is telkens opnieuw bezig met een lied.

Over oefenen en proberen schreef T.S. Eliot de versregel 'For us, there is only the trying, the rest is not our business.' Is de mens inderdaad veroordeeld tot proberen, terwijl de hogere machten wikken en beschikken?

'Eliot suggereert dat het spirituele ergens boven ons geregeld wordt, in een soort paradijs. Voor mij bevindt het spirituele zich ook tussen de mensen. Het zit in het zoeken. Eigenlijk is het leven één grote poging. Ik vraag me af of we de mislukking daar niet meer moeten in toelaten. We gaan te veel uit van de aanname dat alles moet lukken. In die optiek is Sisyphus een ongelukkig man. Maar misschien laat hij die steen wel steeds opzettelijk wegglippen, opdat hij hem opnieuw de rots op kan rollen? We richten ons op het topje van de berg. Terwijl de wandeling ernaartoe zoveel interessanter is.'

In de liturgie is vorm van groot belang. Het is een ritueel met vaste onderdelen, dat keer op keer wordt doorgemaakt. Kunst kan evenmin zonder vorm. 'Er zijn parallellen tussen kerken en theaters. Allebei verhevigen en vergroten ze de vorm. Tegelijk voel je je nergens zo klein en nietig als daar. Je wordt teruggeworpen op jezelf, maar dat sluit een groepsgevoel niet uit. Een vorm is belangrijk. Hij haakt de dingen los van het individuele. Hij maakt dat je iets kan delen, zodat het van veel mensen samen wordt. Het “eeuwige gebed, bijvoorbeeld, het Erbarme dich, daarbij leg je het individuele aan de kant. Het gaat over een vorm, over iets kwantitatiefs. De woorden van het gebed vallen samen met de hartslag en de zinnen lopen gelijk met de ademhaling.'

Wat betekent religie in het leven van Lotte van den Berg? 'Het is inspirerend om mee bezig te zijn. Ik draag het voorzichtig met me mee, zonder dat ik hoef te praktiseren. Ik ben bezig met de levensvragen. Waarom ben ik er? Wanneer ben ik er echt? Ik heb vaak het gevoel dat we met bezigheidstherapie bezig zijn. Je moet eten, dus doe je boodschappen. Je hebt geld nodig, dus je werkt. Ik probeer ook het betrekkelijke daarvan in te zien. Ik ben er dus mee bezig. Misschien veeleer op filosofisch niveau.'

08/12/2007 - De Standaard - Geert Sels

Winterverblijf: Interview Lotte Van den Berg in De Morgen

Tussen hemel en stoeptegel
Regisseur Lotte van den Berg over haar vader, het geloof en het ritueel

Ze loopt traag door de stad, met verende maar bewuste tred, een deuntje neuriënd onderweg. Straks heeft ze de eerste doorloop voor haar grote zaalproject Winterverblijf. Een stuk over geloof. Voor Lotte van den Berg, dochter van acteur, nu kluizenaar Jozef van den Berg, betekent geloof: een geheel aan rituelen tussen hemel en de stoeptegel.

Zenuwachtigheid voelt ze niet, wel iets als spanning, wegens het onbekende. Dat voedt, dat doet verlangen. In het verleden heeft de meermaals gelauwerde Nederlandse regisseuse nogal wat rondgezeuld met publiek, hen om vijf uur 's ochtends naar straten gelokt om de dag te zien ontluiken, of naar een braakliggend terrein. Nu zet ze voor het eerst toeschouwers vast op hun stoel in de Antwerpse Bourla. Hoewel. Ze nuanceert.

Lotte van den Berg: "Ik heb het publiek altijd een duidelijke plek gegeven. Na de wandeling, het busritje naar het afgelegen terrein, was er steeds een tribune te vinden, diende er neergezeten en toegekeken te worden. Publiek voortdurend gaan verplaatsen, zou maar een spookhuisgevoel geven. Er moet ook rust zijn."

Hoe zit u naar uw eigen werk te kijken?

"Gewoon tussen het publiek. Ik voel me de eerste toeschouwer. Ik probeer werkelijk te kijken, los van voorbedachten rade. Het beeld dat je zelf hebt, moet je altijd weer loslaten. Dat is in het leven ook zo, of in de liefde. Wie zich een geliefde droomt, vindt vooral frustratie."

U deed twee jaar geleden belangrijke ervaringen op in onder meer Siberië en Mongolië, dat vormt mee de grondstof voor dit theaterwerk.

"Twee weken lang zijn we eerst met een busje en dan met paarden rondgetrokken, in de bergen, door de sneeuw. Dwars door een verlaten land, met enkel een soort karrenspoor of gewoon geen weg, maar gras en stenen en sneeuw. Eén stadje kom je tegen en twee tenten, over 800 kilometer. Geen wegwijzers, kaarten, wegen, enkel vage sporen. Chauffeurs rijden er rond zoals de ridders vroeger deden: zich richtend op sterren en bergen. Chauffeur kun je enkel zijn als je opgroeide in die streek. Met die paarden de bergen intrekken was niet evident voor mij. Ik vond het lastig dat ik me aan mijn gids moest overgeven. Je begrijpt daar ook niet waarom dingen gebeuren. Er komt geen uitleg. Verder moest als vrouw mijn mond houden. Terwijl ik niet zo'n volgzaam type ben."

En dan in dat desolate land, voel je iets metafysiek?

"Nee, je voelt gewoon, maakt mee, neemt beelden op, er gebeurt iets. Zo had het een volle nacht en dag gesneeuwd en waren we verplicht te wachten in onze tent. Eenmaal de storm voorbij, bij een eerste blik op buiten, sta je versteld. Alles is wit en niet belopen. Ik vind dat nog steeds een van de mooiste herinneringen als kind: het heeft net gesneeuwd, je gaat naar buiten en stelt vast dat nog niemand stappen zette in die sneeuw. Dat onbevlekte. Het is zoals een nieuwe pot pindakaas openen, die helemaal vlak is bovenaan en dan kom jij met het eerste mes.

"Toen ik op de regieopleiding zat, schreef ik ooit de tekst: wat is mooier dan een ondergesneeuwd weiland waar nog niemand in heeft gelopen? Niets. Waarom zou ik voorstellingen maken, als ik iedereen een besneeuwd weiland cadeau kon doen? Tja, dat cadeau geven kan niet. Laat ik dus maar voorstellingen maken.

"In Mongolië, in die mooie grote en lege wereld kwam ik er achter dat ik een onvermogen had om me over te geven. Het denken, piekeren, ergeren aan de ander bleef, terwijl ik het liefst wou samenvloeien met de omgeving, zelf sneeuw of berg worden. Dat ik daar inzicht over mezelf kreeg, was belangrijk."

Wat ervoer u over geloof tijdens uw omzwervingen?

"In de Gobiwoestijn kwamen we in een boeddhistisch klooster terecht. Het oude, mooie tempeltje was gesloten wegens de kou. De gelovigen zaten met zijn allen in de schuur. Wij erbij in dat volgepropte gebouwtje met systeemplafond. Op de achtergrond toeterde de hardhorige portier, die ook de wierook verkocht, te luid door alles heen. Een monnik zat de hele tijd met een balpen te klikken. En daar gebeurde ook de grote beleving, het ritueel. Onmogelijk, zul je zeggen. Nu, ik vond dat geweldig. Ik realiseerde me ineens dat ik net dát in het leven prachtig vind: de spanning tussen het knullige en het verhevene. Tussen de inhoud van die liederen en het feit dat ze verschrikkelijk vals geklonken hadden. Daar voel je religie aan als iets des levens. Net als naar de wc gaan, eten en gaan slapen, kun je bidden en geloven."

Wanneer bent u voor het eerst met geloof in aanraking gekomen?

"Heel vroeg. Mijn ouders waar daar altijd heel open in. Vader katholiek opgevoed, moeder niet echt kerkelijk maar ook niet atheïstisch. Vooral de oosterse vormen van religie hielden hen bezig. Niets werd opgedrongen, er zat geen zwaarte rond. En dan, toen ik vijftien was, is mijn vader zoals bekend heel gelovig geworden."

Was u erbij toen hij het podium opkwam vlak voor de voorstelling en het publiek meldde dat God hem had geroepen, waarop hij vertrok, in een fietsenhok ging wonen en kluizenaar werd? Later richtte hij zelfs een hutje in bij mensen in een tuin.

"Ik wil hier iets rechtzetten. Velen denken dat het toen ineens gebeurde, ergens op een dag in een week. Klopt niet. Het was een evolutie. Die avond in 1989 zei hij het wel tegen het publiek. Daar was ik niet bij. Thuis echter wisten we al lang dat er iets zat aan te komen. Daarom kwam het niet aan als een donderslag. Er waren tijden van onrust en turbulentie aan voorafgegaan. Hij ging op reis, naar kloosters in Engeland, naar Athos. Hij kwam terug om opnieuw te gaan zoeken, meer in zichzelf. Het hing voortdurend in de lucht."

Kon u hem bereiken?

"Nee. Het was zijn ding, zijn woeling. Het was geen rationeel, helder proces."

U was als puber toen met uw eigen woeling bezig en uw vader wroette met geestelijke invloeden, een vreemde tijd?

"Ik ben er best veel mee bezig geweest. Ik merk het, als ik terugdenk aan de middelbare school, aan de eindwerken die ik toen schreef. Voor geschiedenis maakte ik een werk over boeddhisme, voor filosofie heb ik een scriptie geschreven met als titel 'Is er maar één weg?'. Ik heb die heel recentelijk teruggevonden en herlezen. Er stond: als het werkelijk zo is dat godsdienst, elke beleving of strekking daarin, handelt over liefde, over een kern of bron waar je naar terugkeert, kun je dan zomaar beweren dat er één weg is? Nee. Mijn conclusie luidde: 'Het is onmogelijk dat er maar één weg is naar die liefde.' (lacht) Ik heb toen een negen op tien gekregen. Dat ene puntje sneuvelde omdat ik niet kon uitleggen wat liefde precies was."

Weet u intussen al wat liefde betekent?

"Nee hoor. Maar ik blijf leren, ook over geloof. De stap tot het praktiseren heb ik nog niet gezet."

Waar kunt u het dichtste tegen aanleunen?

"Het boeddhistische, bijna taoïstische. Het blijft zoeken, maar niet desperaat. Het gebeurt rustig, af en toe kom ik iets tegen."

Dat u dan weer in uw werk vrij laat, zoals nu.

"Maar niet om een bepaalde overtuiging of wat begrip te tonen. Ik ben bezig met het gewone leven, niet zozeer het leven op de gebedsmat. Die mat heb ik wel eens geprobeerd, maar het lukte niet zo. Ik hou alles nogal op een gezonde afstand. Ik wil aanraken, zonder er helemaal in mee te gaan. Uiteindelijk gaan religie en geloof over hoe je omgaat met het feit dat de dingen anders lopen dan je hoopte, dat zaken vergankelijk zijn of vluchtig, over de vaststelling dat je zelf voorbijgaat en hoe groot de paniek is als je dit beseft."

Met dat opperwezen, om een raar woord te gebruiken, heeft geloof dan weinig te maken.

"Niets, wel met de plek die wij onszelf toedichten in de grote wereld, naast het al dan niet opperwezen. Hoe de mens zich denkt te moeten verhouden tot het andere: groots, nietig, als ego, als verloren ego, zich manifesterend, opgaand in de groep."
Wat doe je met een geloof dat verdeelt, dat tot afkeer en zelfs oorlog voert?

"Dan gaat het om geloof waarvan men denkt dat men het kan vastpakken, geloof als identiteit, iets waarin men zich confirmeert. Wanneer mensen zich vastklampen kan dat te maken hebben met de grote onrust die in hen leeft. Hoe groter je wanhoop en eenzaamheid, hoe groter de behoefte om te versmelten met een definitie van geloof, of met zingeving, vorm, ritueel. Het kan de angst bezweren en geborgenheid bieden. Dat geloof vandaag de dag zo'n rol speelt, heeft volgens mij met die algehele onrust en verwarring te maken."

Wat doet u met die onrust, want dat voelt iedereen toch eens?

"Uitademen. Ik heb er ook een redelijk groot vertrouwen in dat die onrust ooit weer weggaat. In mijn voorstelling nu bij Toneelhuis wil ik zowel de onrust, verwarring en wanhoop laten zien als de rust die je kunt vinden. Ik wil het ook hebben over de vorm die we nodig hebben om bepaalde dingen over te dragen, zowel in kunst als religie. Dat heeft ritueel nodig. Ik heb het meer specifiek over het ritueel van het theater."

Hoe dat te spelen? Niet makkelijk voor de acteurs.

"Als het niet moeilijk zou zijn, zou het heel saai zijn. Ik heb ook heel bijzondere acteurs, kunstenaars, die zich bewust zijn van de kracht van hun vak. We hebben samen gepraat over de vorm van toneelspelen. Rituelen zijn handelingen die je waarde geeft. Bij toneel gaat het over de rituelen van opkomen en afgaan, kostuum dragen of niet, over samen spelen, de gestileerdheid van een gebaar, over: is het een verheven vorm of niet? Ritueel is verheffing maar het is ook iets alledaags. Neem in de kerk, het gerommel voordien, het aandragen van kaarsen en zo, waarmee het straks zal gaan gebeuren. Ook dat is ritueel."

U aardt het ritueel, het gaat bij u over beleving met de voeten op de grond. Over een eredienst houden terwijl in de pap wordt geroerd.

"Een ontroerend beeld vind ik: je staat met mensen aan de bushalte, plastic zak van de Delhaize in de hand, met eten erin, het praktische gegeven. Tegelijk heb je in je hoofd gedachten of verlangens die wegvliegen, je droomt, bent van de bodem weg. Dat is wat mensen voortdurend verenigt: enerzijds de gevulde boodschappentas, anderzijds het verlangen op te gaan en te verdwijnen. Daar situeert zich ons bestaan: tussen de hemel en de stoeptegel. In wat we doen, trachten we via de rituele handeling contact te maken, met hemel, of tegel."

Wie uw voorstelling niet zal zien is uw vader, hij komt zijn hut niet meer uit. Hoort hij deze evolutie van uzelf niet te zien?

"Nee. Elk stuk is een evolutie, dit niet meer dan een ander. Maar het zit natuurlijk wel op een thema dat hem boeit. Ik heb er met hem ook veel over gesproken. Afgelopen zondag nog."

Zit hij hier ergens ook in?

(verstart) "Jawel. Maar niet letterlijk of nee... Laten we op die vraag niet verder ingaan."

Is het vervelend om het over uw vader te hebben?

"Toch niet. Ik kan alleen geen eerlijk antwoord op uw vraag geven omdat ik bepaalde zaken niet wil zeggen. Maar dat ik het er met hem over had is evident. Ik ga veel naar mijn vader toe."

Is hij trots op zijn dochter? Of kan hij dat gevoel moeilijk ontwikkelen in zijn staat van onthechting?

"Hmm, tja, het is inderdaad behoorlijk ingewikkeld. Het heeft iets tegenstrijdigs. Wie in een slotklooster binnengaat, trekt de deur dicht en zegt: ik onthecht me volledig en wil niet meer met jullie te maken hebben. Dat doet mijn vader dus niet. Hij blijft wel in zijn hut, maar hij is tegelijk in de wereld. Hij ontvangt in zijn dorpje, zijn tuin, zijn hoekje. Hij heeft vele ontmoetingen, je bent er steeds welkom. Hij heeft ervoor gekozen zijn verhaal te vertellen en te blijven vertellen. In die zin is het nog altijd iemand die iets uitdraagt, zoals in de periode toen hij een bekende acteur was."

Hoe praten jullie met elkaar, echt vader/dochter? Of zijn het oeverloze sessies van filosoferen?

"Ik blijf natuurlijk steeds met die vader praten. Dat blijft hij, of hij daar nu zit of niet. Toen hij op mijn vijftiende wegging, had ik wel iets van: nu ben ik volwassen geworden."

U had ook kunnen zeggen: hij liet me achter.

"Dat gevoel heb ik dus niet. Hij zegt dat wel eens: ik heb jullie verlaten. Mijn antwoord is dan: weggaan uit een huis is toch niet verlaten? Hij woont 15 kilometer verderop. (pauzeert) Ik besef uiteraard dat mijn thematiek nu heel dicht bij hem ligt en dat het ook wel een reden heeft dat ik mij laat raken, door monniken in een schuurtje in Mongolië. Omdat ik me op die manier ook door mijn vader laat raken, in zijn hokje. Ik merk ook dat ik het niet altijd eenvoudig vind mij te verhouden tot zijn geloof. Ik geloof dat zelf niet, in strikte zin dan. Ik moet er dus mee leren omgaan. En hoe doe je dat? Als ik zie op wat voor manier en met welke aandacht hij dat geloof belijdt, als ik de zorgvuldigheid zie waarmee hij woorden kiest, bewegingen maakt, zijn hutje inricht, de dingen schoonhoudt, voor alle mensen openstaat, midden in de nacht nog koffie zet. Ik word er zo ongelooflijk door geraakt. Minder door de inhoud van zijn woorden of door de strekking van zijn overtuiging, maar vooral door de manier waarop hij bezig is. Ik kan ook onmogelijk zeggen dat geloof nergens over gaat. Omdat ik vaststel dat het voor hem écht iets betekent."

Dan volgt toelaten of, nog een lelijk woord: respect?

"Respect is inderdaad een rotwoord. Respect is te makkelijk. Respect zet je weg, je doet er niets mee. Ik heb het liever over meer engagement, verbinding tussen mensen. Het gaat dan niet over inhoud van woorden, wel over het feit dat je met elkaar samen kunt zijn, dingen samen doet of naar iets kijkt, bijeen aan een tafel zit. Ik denk dat wij mensen veel meer delen dan wij denken. Wij verwarren samenzijn echter nog te veel met samen hetzelfde denken, dezelfde woorden gebruiken, dit is een beperkende definitie. (denkt na) Weet je, geloof, het heeft ook iets grappigs. Dat woord alleen al. Mijn vader zei ooit: als er iets is wat je met je ratio niet kunt kennen, dan moet je het wel geloven om het te leren kennen. Daar volg ik hem, eerlijk gezegd, wel in. Dat er dingen zijn die je niet kunt begrijpen, dus moet je ze wel geloven."

Wat te doen met het gesukkel met geloof, het mank lopen van ontmoetingen, integratie, wat tot segregatie leidt?

"Zoals de hoofddoek die afmoet als je elkaar ontmoet? Vreselijk hé. Het idee dat je hetzelfde moet zijn, er gelijk moet uitzien en dat je elkaar dan pas kunt ontmoeten. Onzin natuurlijk. Je bent net aangetrokken tot elkaar, omdat je niet hetzelfde bent. Ontmoeten zou een menselijke behoefte moeten zijn, vertrekkend vanuit interesse voor de andere. Dat heb ik ook met mijn vader ervaren. Dat is dan nog iemand die heel extreme keuzes maakte, die je niet altijd kon volgen. Na een paar jaar denk je echter: het schiet niet op, zo komen we nergens. Ik moest ooit weg van de patstelling. Ik ben dan maar op zoek gegaan naar een andere manier van verbinding, een manier van samenkomen zonder dat je hetzelfde wordt, omdat ik écht de noodzaak voelde om de dochter van mijn vader te zijn."

Daar is vooral liefde voor nodig, lijkt me.

"Ja! Dat is het. Dat grote woord, liefde, dat heb je heel sterk nodig. Ik heb het in elk geval bewust ervaren, op een moment dat ik dacht: het verlangen om met hem een relatie aan te gaan is zo groot. Ik móét een weg gaan."

Heeft het tijd gekost?

"Ja en nee. Ik was zeventien, dus dat gebeurde al twee jaar nadat hij was weggegaan. Ik heb toen keuzes gemaakt, zaken losgelaten. Als je maar blijft verlangen dat hij terugkomt, gebeurt er niets. Later in het theater is net dat voor mij belangrijk geweest: leren ontmoeten. Theater is de vorm, de voorstelling, het rituele samenkomen van publiek met spelers. Je moet je wel bewust zijn van je plek in dat ritueel."

Uw vader zei ooit in een interview: 'Gij (God dus) wilt ons op een nieuwe manier ontmoeten, niet via een toneelstuk maar in de werkelijkheid.'

"Wat is toneel en wat werkelijkheid? Mijn vader zegt heel makkelijk dat toneel geen werkelijkheid, geen waarheid is. (haalt schouders op) Daar ben ik het dus niet mee eens. Dat is te simpel. Noem mij iets wat niet waar is. Het is maar vanuit welke context je kijkt. Fantasie of gedachte, of handeling. Het is allemaal waar."

Dit vind ik nog steeds een van de mooiste herinneringen als kind: het heeft net gesneeuwd, je gaat naar buiten en stelt vast dat nog niemand stappen zette in die sneeuw. Dat onbevlekte

Uiteindelijk gaan religie en geloof over hoe je omgaat met het feit dat de dingen anders lopen dan je hoopte, dat zaken vergankelijk zijn of vluchtig, over de vaststelling dat je zelf voorbijgaat en hoe groot de paniek is als je dat beseft

08/12/2007 - De Morgen - Marijke Libert

Winterverblijf: Interview Dirk Roofthooft in Volkskrant

Telkens opnieuw beginnen
Interview met acteur Dirk Roofthooft

Zijn vertolking van Jeroen Brouwers’Bezonken Rood over de herinneringen van de schrijver aan diens verblijf in het Jappenkamp maakte indruk door intens spel. Voor zijn rol als de ruggengraatloze toneelleider Kurt Köpler die heult met de nazi’s in Mefisto for ever, ontving hij in september de hoogste Nederlandse toneelprijs, de Louis d’Or. Vanaf volgende week staat hij in Winterverblijf, de eerste grote-zaalproductie van de Nederlandse regisseuse Lotte van den Berg, over een zoektocht naar houvast in religie.
De Vlaamse acteur Dirk Roofthooft (48) spoelt deze morgen aan de keukentafel met bronwater het gruis uit zijn stem. “Ik zie geen weg die ik heb afgelegd.”

Voor de voorstelling

“Een voorstelling die ik krijg aangeboden beoordeel ik vooral op de tekst. Ik zoek materiaal waarin ik een dringende mededeling voel van de schrijver en waaraan ik mijn persoonlijkheid kan uitlenen. Dat is de filter en veel drab blijft dan over. Er zijn stukken die me niet liggen. Oedipus is er zo een. Die vermoordt zijn vader zonder het te weten. Die neukt zijn moeder zonder het te weten. Die steekt twintig jaar later zichzelf de ogen uit nadat die iemand hem verteld heeft dat hij schuldig is aan een pestepidemie die is uitgebroken omdat hij met zijn moeder heeft geslapen. Dat geloof ik niet. Je ziet het wel meer bij Griekse tragedies. Alles gaat fout, en op het einde komt er een deus ex machina of een engel of weet ik wat, en dan komt iedereen ineens tot inzicht. Debiliserend is het bijna.
“Wat mijn persoonlijkheid dan is, vind ik zelf moeilijk te beschrijven. Vrienden vinden mij, een stoere kerel, een seut, een bangerik. Zeker is dat ik liever de niet-held speel dan de held. Een kleine man die zich staande probeert te houden in de stront, die maar doorploegt in de klei. Ik heb Richard II gespeeld van Shakespeare. Vanaf zijn verval zat het snel goed, maar daarvoor is hij een heerser en lijdt hij aan grootheidswaanzin, dat vond ik moeilijk. Ik sta niet zo graag met de benen breed op het podium.

“In een voorstelling moeten raakvlakken zijn met wat mij bezighoudt. Ik denk dat ik een verhaal te vertellen heb, maar ik heb schrijvers nodig om dat kwijt te kunnen. De tijdelijkheid van het bestaan bijvoorbeeld vind ik een groot probleem. Een fout in de schepping. Als ik zo’n thema kan terugvinden in de teksten, kan ik ze me echt eigen maken. Dan kan het zo ver gaan dat het materiaal niet meer van Shakespeare is, of Jan Fabre, of van wie ook. Dan is het van mij.

“Maar ik heb me ook geregeld flink vergist. De Huisbewaarder van Harold Pinter, die ik aan het begin van de jaren negentig in Antwerpen speelde, was een oubollige voorstelling. Ik kwam er te laat achter. Pas op, het was een groot succes, de zaal zat vol, en er was sprake van een herneming. Ik dacht: het zal toch niet wáár zijn. Tijdens de laatste voorstelling heb ik het decor vernietigd. De wanden vielen om. Je kon de acteurs die zaten te wachten om op te gaan, zien zitten. Nadien zei de directeur van het theater: jaja, het is goed Roofthooft, ik heb het begrepen.

“De film Suske en Wiske: De Duistere Diamant mag dan achteraf niet zo’n succes zijn gebleken, maar de rol van Lambik zag ik echt als een uitdaging. Sterker: het voelde als de meest experimentele rol die ik ooit heb gedaan. Een stripfiguur tot leven brengen, hoe doe je dat? Er zat veel verrassing in de reacties: zie “m daar eens onnozel doen, zie “m springen als een zot. Alleen mijn vrouw en mijn dochter waren niet verbaasd: zo is-ie thuis ook.
“Sinds kort is hier de tweede verdieping ingericht als een werkruimte met een slaapkamer. Daarvoor ging ik in de voorbereiding naar een première altijd naar een hotel. Ik lijd in die perioden aan slapeloosheid, dat is lastig als iemand naast je ligt die wel goed slaapt en daarbij, maar dat hoeft niet in de krant, wat geluidjes maakt. Mijn bed ligt dan vol met papieren en knipsels. Ik associeer alles wat ik lees en zie met de voorstelling waarmee ik bezig ben. Zo wil ik in Winterverblijf een beweging uit een dans doen, die ik vijf, zes weken geleden zag op een video die mijn tegenspeelster Marlies Heuer had gemaakt op een reis door Indië. Het gist in je hoofd. Ik wil dat ik doordrenkt ben van het stuk. Dan ben ik thuis slecht aanspreekbaar. Dan is het beter dat ik het isolement zoek.
“Het frustrerende is dat repetities vaak beter zijn dan de voorstelling. Ik ben gisteren even in de zaal gaan zitten, en als je dan ziet hoe je collega’s proberen aan te raken wat het zou moeten zijn, dat is ontroerend. En je weet ook dat elke poging om die goede momenten te herhalen tot mislukken is gedoemd. Zodra je het benoemt, is het weg. Het mysterie laat zich niet grijpen. Maar de preparatie moet grondig zijn. Als straks het doek opgaat, moet je met open ogen het gevecht kunnen aangaan.”

Tijdens de voorstelling

“De maniakale voorbereiding is nodig om een fundament te vormen waarop je de deuren kunt openzetten. Die mal van die voorstelling moet je kunnen plooien. Het kan van de zaal afhangen, je gemoedstemming, de tegenspelers, van nieuw inzicht in de materie.

“Ik heb het zelf wel eens over het Roofthooftgehalte in mijn werk. Als ik naar mezelf probeer te kijken zie ik een figuur vol energie en hoop, terwijl er tegelijkertijd een soort droefenis over hangt. Maar die belet mij niet ergens weer met veel enthousiasme aan te beginnen. Het is in elk geval geen trucje. Mijn manier van acteren wordt geregeld als zoekend omschreven. Daar zit wel iets in. Ik probeer met spelen het repeteren te benaderen. Ik oefen nooit de teksten, zo van: hier even stilhouden, daar wat luider. Ik vind: wie gevonden heeft heeft slecht gezocht. Je moet altijd verder durven gaan.

“Een toneeltekst is niet alleen goed door wat er staat, maar ook wat er niet staat. Woorden moeten een vermoeden geven van iets dat je niet kunt zeggen. Ik geef een simpel voorbeeld. Als ik uitspreek: ik hou van jou, dan zou dat ook kunnen staan voor: laat me niet alleen, en als je me wel alleen laat, vermoord ik je. In Mefisto for ever zegt Kurt Köpler aan het einde: ik bedoel… ik voel… ik… In het stuk staat het voor zijn lafheid, maar het drukt voor mij ook wel het onvermogen uit met woorden iets uit te drukken; het complexe, het allesomvattende te ordenen

“Ik hou wel van klein acteren, ja. In Bezonken Rood kon ik dankzij de videoregistratie op schermen ook mijn achterkant laten zien, dat vond ik heel bijzonder. In de monologen van Jan Fabre, De koning van het plagiaat en De keizer van het verlies, moest ik juist uitvergroot acteren. Jan vindt dat klein spelen te veel neerkomt op alleen maar sprekende hoofden. Hij houdt van het engagement van het lichaam, en met lichaamstaal kun je ook heel veel zeggen, zelfs je woorden onderuit halen.

“Het is die afwisseling die ik nodig heb. Daarom werk ik graag met verschillende regisseurs. De een kleurt met rood, de ander kleurt met groen. Ik word er onzeker van en die onzekerheid grijp ik graag vast om tot iets anders te komen. Ik heb graag het gevoel dat ik opnieuw moet beginnen, dat vind ik prettiger dan ervaring hebben.
“Ik zou daar graag eens met Justine Henin over praten. Ik ben een groot bewonderaar, ik heb haar gezien op Roland Garros, niet alleen tijdens de match, maar ook in de training. De wereld om haar heen was weggevallen. Het is fascinerend, ze weet dat ze het kan, ze is de beste tennisster van de wereld, maar toch stond ze daar uit te stralen dat het allemaal veel beter moest, die dag.

“Dat gevoel heb ik ook. Weet je wat het is als er vijf- zeshonderd mensen in stilte naar je zitten te luisteren? Het is iets onbeschrijfelijks. De magie van de zaal. Het is een volstrekt onnatuurlijke toestand. Zwijgen omdat jij begint te praten. Niet opstaan, niet naar buiten gaan om een biertje te halen. Dan moet je wel alles geven, het móet van grote intensiteit zijn. Je moet meer zijn dan ze verwachten. Het moet uitzonderlijk zijn vanavond. Elke keer weer

“Voor mij is spelen een vrijgeleide om het over mezelf te hebben. Ik voel me het meest aanvaard als ik op het podium sta. Ik ben nergens anders zo rustig. Daar kan ik me zonder schaamte uiten, ik hoef me voor niks te verontschuldigen. Je kunt mensonterende dingen zeggen, foute meningen verkondigen, fragiel twijfelen. Je hebt als acteur, of als kunstenaar, of schilder, de pretentie schoonheid te creëren, en je krijgt er nog aandacht voor ook.

“Maar nee, mij helpen in het leven, dat doet het niet. Zelfs bij succesvolle producties lukt het me niet rust en harmonie te vinden. Het lukt me niet het leven te aanvaarden zoals het is. Toen ik de Louis d”Or kreeg vond ik dat hartverwarmend, maar eenmaal terug thuis in mijn zetel denk ik al heel gauw: ik ga dood en waarom eigenlijk? Dat na een première iedereen het goed vindt, heel goed zelfs, best, prachtig, maar het brengt me allemaal geen stap verder. In alles wat ik doe zie ik een poging om onrust te vervangen door rust, en het lukt me niet. Het is bijna een belediging voor mijn geliefden. Daar ga ik wel gebukt onder.”

Na de voorstelling

“In Bezonken Rood wilde ik eigenlijk niet komen groeten. Het is zo groot, aangrijpend. Applaus zou het minder gevaarlijk maken, minder indringend. Het zou over de virtuositeit van de acteur gaan. Dat vind ik naast de kwestie. Het mocht niet van de regisseur.

“Doorgaans voel ik wel aan de zaal of het publiek het apprecieerde of niet, ik hoef dat niet per se bevestigd te zien. Applaus is soms zo”n een mechanisme geworden. Ik probeer het vaak zo te organiseren dat ik bij een première geen bloemen krijg aangereikt. Ik schaam me altijd een beetje als ik in de bloemetjes wordt gezet. Ik verdien ze niet meer dan degenen die twee uur naar mij hebben zitten luisteren. Het wekt de suggestie dat ik het doe om goed gevonden te worden. Natuurlijk speelt dat mee, maar dat is het niet alleen.

“Ik kan moeilijk trots zijn. Josse de Pauw of Arno Hintjes, die kunnen fier zijn op wat ze bereikt hebben. Arno heeft het over de weg die hij heeft afgelegd. Ik niet, ik zie helemaal geen weg die ik heb afgelegd. Ik wil immers opnieuw beginnen, telkens. Maar er is tegelijkertijd ook droefenis: heb ik nu écht geen weg afgelegd? Die rust vind ik niet.

“Tussen producties in kan ik een grote leegte voelen. Niks kunnen doen. Veel naar sport kijken. Wie wordt eerste, wie wordt tweede? Wandelen, en maar zien waar ik uitkomen; het is niet erg als ik het doel niet haal. Maar er komt altijd weer een moment dat je verlangt naar de zaal. Je bent op zoek naar emoties bij het publiek. Dat zie je bij sporters ook. Wielrenners zouden niet over bergen en kasseien gaan, of tegen de grond smakken als er niemand staat te kijken.

“Ik wilde als jongen eigenlijk ook wielrenner worden. Vier uur thuis uit school, boekentas aan de kant, en gelijk trainen. Mijn schoolresultaten kelderden dramatisch. Mijn vader weigerde voor mij een licentie aan te vragen. Ik teken niet, zei hij. Ik had alles opzij gezet voor de koers. Geen meisje gekust, geen pintje gepakt. Ik heb uit protest vier maanden gezwegen.

“Maar een acteur heeft er altijd wel ingezeten. Ik kan me herinneren dat ik als 11-jarige de tekst van Lola las, van The Kinks. Ik had niet meteen door dat het over een travestiet ging. I”m glad I”m a man, and so is Lola, dat heeft me weken bezig gehouden. Was Lola blij dat ik een man ben, of is Lola ook een man? Toen kreeg ik het gevoel dat hier een verhaal wordt verteld. Dat wilde ik ook wel proberen.

“Ik was heel blij met het applaus dat ik kreeg bij de Louis d”Or. Ik voelde me er minder eenzaam door. Ik voelde me gesteund in wat ik doe, in wat ik beoog. Ik maak mij zorgen over de vercommercialisering van kunst en theater. Cultuur is minder belangrijk. Ik zie soms zeer goede acteurs in slechte soaps opduiken. Waarom laten ze nu ineens die materie los, die schoonheid? Alles wordt in een makkelijke verpakking aangeboden. Er is geen museum zonder restaurant, tegenwoordig. Het bezoek aan een museum is een alibi om taart te eten.

1959 Geboren in Wilrijk
1971 1977 Humaniora Edegem
1977 1981 Toneelopleiding Studio Herman Teirlinck
1981 Debuut in King Lear bij Theatergroep De Appel, Den Haag
1982 1984 Verbonden aan NT Gent
1986 2007 Als freelancer in tientallen toneelproducties en veertig films en tv-series.
2007 Louis d’Or voor Mefisto for ever

06/12/2007 - De Volkskrant - Rob Gollin

dinsdag 11 december 2007

Judith over Winterverblijf

Afgelopen weken waren er van intens zoeken en telkens opnieuw bevragen van vorm en inhoud, waarbij ieder van ons op verschillende momenten heen en weer geslingerd werd tussen vertwijfeling en hoop.

Wat volgt is een selectie persoonlijke herinneringen en gedachten vermengd met fragmenten uit boeken, krantenartikels, songs die ik de afgelopen weken in handen kreeg en die mij raakten, voedden of inspireerden tijdens het werken aan Winterverblijf.


1

13 december 2006
Sinds we elkaar in de winter van 2005/06 leerden kennen tijdens de repetities van Volk, een voorstelling van Josse De Pauw, ontmoeten Lotte en ik elkaar af en toe om van gedachten te wisselen over spiritualiteit en kunst: òf en zo ja hòe die twee met elkaar verweven zijn? Vertrouwelijke en openhartige gesprekken.

Vandaag vertelt Lotte me over haar ervaringen in Mongolië en vraagt me of ik mee wil werken aan haar voorstelling Winterverblijf. Ik vertel haar dat ik ooit een voorstelling heb willen maken over Buber's boek Ich und Du, een boek waarmee ik voor het eerst in aanraking kwam toen ik filosofie studeerde aan de VUB en waarin ik nooit verder ben geraakt dan de eerste twee delen, die ik sindsdien regelmatig herlees om de inhoud ervan zo volledig mogelijk tot mij door te laten dringen.


2

Cheuvetogne, 8 april 2007
Lotte, haar vriend Lukas en ik wonen de middernachtmis bij in het Russisch orthodoxe klooster in Cheuvetogne. Ik ben vrijzinnig opgevoed. Kerkelijke rituelen en de Bijbel zijn mij vreemd. Ik probeer op mijn eigen manier zin te geven aan dit rituele gebeuren door zo economisch mogelijk om te gaan met beweging en gedachten en er gewoon te zijn in volle bewustzijn en met al mijn zintuigen. Het is koud, laat en de houten banken zitten ongemakkelijk. Zeer aandachtig volg ik elk teken van verzet van mijn eigen lichaam en geest. Mijn Alexander Techniek lessen komen nu goed van pas om meer ruimte te denken.

Opnieuw en opnieuw worden de verschillende rituelen uitgevoerd, in het Frans, in het Nederlands, in het Duits, in het Russisch. Na de vijfde keer denk ik: nee alsjeblief, niet weer! maar na een tijd begin ik gefascineerd te raken door de subtiele verschillen in toon, taal, gebaar. Ik ben blij verrast als ik ineens ook een Russisch woord herken uit Mussorgski's Kinderkamer. Gospodi!

Om 4 uur s' ochtends is de mis afgelopen en rijden we naar huis. Ik, die absoluut geen nachttype ben en meestal onmiddellijk misselijk word als ik niet op tijd in bed lig, voel me klaarwakker en uitgerust.


3

14 oktober 2007
Twee weken zijn verstreken sinds we met de repetities voor Winterverblijf begonnen. Ik denk veel na over het afscheid van Jozef van den Berg in de Singel, 17 jaar geleden. Ik begrijp ineens dat zijn toespraak een confessie is, met God als getuige.

Dit weekend lees ik verschillende gedichten uit Felix Timmermans' bundel Adagio. Bij het lezen van het Hert van Sint-Huybrecht rollen mij zomaar de tranen over het gezicht.

Zijn pijlen volgen mijne vlucht
vol list en handigheid.
Ach, help mij Heer! Gij die de Liefde zijt
en over't mos Uw zilvren adem zucht,
en zingt soms voor de luisterende blâren,
zie op mij neer van ginder hoog!
Verniel des jagers pijl en boog!...
Uw licht komt door mijn angst gevaren,
ik keer mij stralend om,
en voel Uw kruis in mijn gewei staan branden!
De mensch blijft roereloos en stom
't geweld valt uit zijn handen,
en weenend knielt hij op den grond.
Uw liefde heeft zijn hart gewond.

Nu ik U heb gekend en dienend mogen dragen
wordt mij den dood, die ik steeds vreesde, zoet,
en loop ik frisch en hopend door de dagen
de hoornengalmen te gemoet.



4



Dirk R. neemt ons mee naar de Kapel van het Niets in Lier en de installatie At the Edge of the World van Anish Kapoor in het museum aan het kanaal van Axel Vervoordt.

Die installatie van Kapoor grijpt in tot in je fysieke lichaam...pure magie. Dank je Dirk!


5

Neerijnen, 19 november 2007
Ontmoeting met Jozef van den Berg.
Ik ben geraakt door deze mens, zijn ogen, zijn handen, zijn fiere rechte rug, zijn levensvreugde, zijn geloof, zijn vertrouwen, zijn moed en compromisloosheid, zijn eenvoud, de warmte en de gastvrijheid die hij uitstraalt.

"Sympathieke man maar gek"
"Intellectueel toch wel erg pover om voor de motivatie van het verlaten van je familie te verwijzen naar het Oude Testament."
...Auw!

Enkele dagen later lees ik in Dramatisch Peripateitikon van Herman Teirlinck: 'Vergeet immers niet te bedenken dat de kunst in deze voornaamste zin goddelijk is : dat zij nl. weigert te worden bewezen en haar genade slechts verleent aan wie in haar gelooft.'


6

Welke voorstelling ik ook speel, wat ik ook zing, Fernand Schirren en zijn lessen over 'le ritme primordial en souverain' zijn nooit ver weg. Ik stuit bij toeval op Muziek is de stilte van de arme, een synthese van twee interviews die opgenomen werden in Theaterschrift 4 - The inner Side of Silence.

"J'ai un souvenir de quand j'avais trois, quatre ans: on était à un mariage et il y avait un tambour: j'ai fait un petit solo de tambour, j'inventais, je dansais un petit peu: alors j'étai ému et j'ai pleuré."


7

Jan Joris ik ben benieuwd wat je bedoelt met de 'dramaturgie van het afscheid', leg je me dat nog eens uit?


8

Het is onmogelijk om tijdens de repetities van Winterverblijf niet ook aan Kurtag te denken en dus ook aan de WALPURGIS voorstelling Waar is thuis en hoe kom ik daar. Maar in het bijzonder het concert dat Geörgy en Màrta Kurtag in 2003 gaven in Bozar: Jatekok van Kurtag ineengevlochten met Bachtranscripties. Dat ouder echtpaar naast elkaar, die opperste aandacht en zorgzame toewijding, die tederheid en beheersing, rust en beweeglijkheid, kracht en kwetsbaarheid in enen.


9

Lotte vraagt Marij en mij te experimenteren met 'de schreeuw'. Tijdens deze improvisaties herinner ik me twee gebeurtenissen van lang geleden die een grote indruk op mij nalieten:

- ik ben een jaar of tien en loop na de muziekschool alleen naar huis terug...de straten liggen er onverlicht en verlaten bij...plots komt uit het niets een man en toont mij zijn lul...verbijsterd begin ik luidop te roepen ...niet hysterisch met een hoog bang kinderstemmetje maar met een beslist soort oerstem waar niet alleen de man maar ook ikzelf ontzettend van schrik...

- het baren van mijn eerste kind


10

In mijn vaders boekenkast vind ik een naslagwerk over Rembrandt. Ik begin er in te lezen en raak meer en meer gefascineerd. Volgende keer als ik in Amterdam ben wil ik absoluut naar het Rembrandthuis!


11

Via de muziek van Sofia Gubaidulina ontdek ik de accordeonmuziek van Vladislav Zolotaryov (1942-1975).


12

Winterverblijf lijkt me een uitstekende aanleiding voor een eerste kennismaking met de Bijbel. Stef, alweer Stef, zal me precies de juiste insteek geven: het Evangelie van Marcus, ingeleid door Nick Cave. Ook hem ken ik niet, maar dat zal snel veranderen als ik de CD And no more shall we part uitleen. It's late but it ain't never.

'Het evangelie van Marcus is een rammelend skelet, zo onaf, schaars aan informatie dat de verhaallijn kreunt onder de melacholie van het afwezige.' (...)

'Christus had begrepen dat wij als mensen altijd naar de grond werden getrokken door de zwaartekreacht - door ons gewoon-zijn, onze middelmatigheid - en door Zijn voorbeeld heeft Hij onze verbeelding de vrijheid geschonken om op te stijgen en te vliegen.'

'Christus, zo leek het, was het slachtoffer geworden van het gebrek aan verbeeldingskracht onder de mensheid, en was aan het kruis genageld met de creatieve geesteloosheid. (...)'

“Let's not weep for their evil deeds, but their lack of imagination", zingt Cave in Sweetheart come.


13

Elke keer als ik Sweetheart, come helemaal gehoord heb, thuis, in de auto, speel ik daarna alleen het refrein wel 10-15 keer achter elkaar af, telkens opnieuw. Dat heb ik wellicht van mijn moeder. Ook zij kan 10-15 keer achter elkaar het einde van Bohème opnieuw opzetten: het moment dat Rodolfo beseft dat Mimi dood is, uitroept "Mimi!Mimi!” en vervolgens in snikken uitbarst.


14

Ik luister voor het eerst naar de getuigenopname die gemaakt werd van de geboorte van mijn zoon, Max. De herinnering aan mijn vader, hurkend voor de revox-bandopnemer in een hoekje van de muziekkamer met de koptelefoon op zijn kop, luisterend naar die band met de tranen in zijn ogen, maakte dat ik tot op heden nog niet heb willen luisteren naar die opname. Vandaag doe ik het toch in de hoop dat het mij kan helpen bij wat Jan Joris de ‘primal scream’ noemt tijdens the (sweetheart)prayer.

De herinnering aan de sterke emoties van toen maken me een beetje zenuwachtig. Maar wat ik hoor is spannend, mooi, ontroerend en vooral licht. Er zijn veel en lange stiltes, maar nooit zijn ze drukkend…et expecto…af en toe miauwt de kat die het hele gebeuren met aandacht volgt, zij ruikt als eerste het moment dat het kind gaat komen… mijn kind, mijn schatteke...kijken in stille verwondering.

De verwevenheid van het alledaagse met het verhevene tijdens zo’n geboorte doet denken aan Lotte’s verhalen over Siberië en Mongolië.


15

Ik ben zeer ontroerd als ik op de radio Willem Vermandere hoor zingen over het kerkhof van Vladslo. Ik ben er zelf al een paar keer geweest en het is waar:

In ‘t Praetbos buiten Vladslo,
op dat massagraf van soldaten,
staan nu Käthe Kollwitz’s beelden,
van God en mens verlaten
en ik ken geen heviger wereld,
geen menselijker bede,
dan die twee donkere stenen,
die zo diepe schreien om vrede.


De volledige tekst van dit lied is te vinden op de site
http://www.muzikum.eu/artiesten/willem_vermandere-290/songteksten/


16

Stef print vandaag enkele bedenkingen uit die Rik Torfs, professor kerkelijk recht aan de KULeuven, op 23 november jl. blogte op http://multiblog.vrt.be/riktorfs/ en waarin hij zijn sympathie betuigt voor mensen die, zoals Stef, ‘ondiep geloven’.

Hij geeft me ook het nieuwe boek van Oliver Sachs: Musicophilia: Tales of Music and the Brain.
Het leest als een trein. Eén passage doet me denken aan een discussie die we hadden tijdens de repetities: of een bepaalde scene zich afspeelde in het verleden, als flashback, als reconstructie of in het nu?

"Een melodie horen is bìj de melodie horen. (...) Om een melodie te horen is het zelfs een voorwaarde dat de nu aanwezige toon het bewustzijn totaal vervult,
dat er niets herinnerd wordt, dat er buiten of naast die toon niets in het bewustzijn aanwezig is. (...) Een melodie horen is nu horen, gehoord hebben en op het punt staan horen, allemaal tegelijk. Elke melodie verklaart ons dat het verleden er kan zijn zonder te worden herinnerd, de toekomst zonder vooraf bekend te zijn."
Victor Zuckerkandl


17

Gedachten over geboorte en dood.
Herinneringen aan de geboorte van mijn kinderen Max (25/07/88) en Mathilde (18/02/97) en de doden Patje De Laet, Marianne Van Vyve, Ingrid Pollet, J.P, Ernst Theo Richter, Fernand Schirren, Maryse de Cuyper, Hedwig Dewitte…


18

De Bachcantate Ich habe genug werd geschreven ter ere van Maria Lichtmis. Ik zoek meer inormatie over Epifania en kom terecht bij de Joodse filosofe en politiek activiste Simonne Weil (1909-1943). Zij was een leerling van de filosoof Alain, die ook de leermeester was van Sartre en de Beauvoir (ik vraag me trouwens af of het dezelfde Alain is naar wie Herman Teirlinck verwijst in zijn Dramatisch Peripateitikon - iets dat ik nog moet uitzoeken). Centraal in het werk van Simonne Weill staat het Griekse begrip 'en hupomonei', de aandachtige afwachting.

In haar spiritueel testament Wachten op God filosofeert zij over het geloof als bron van inspiratie voor het menselijk bestaan. Ik ben nog maar halfweg in haar boek.

Hoewel hun levens heel anders zijn meen ik toch enkele raakpunten te zien tussen haar levenshouding en die van Jozef van den Berg.

"Ik ben altijd op die plek gebleven, op de drempel der Kerk, zonder mij te verroeren, onbeweeglijk, en hupomonei (in aandachtige afwachting - een veel treffender woord dan patientia, geduld)."

"Want de voortgang van de genade in het menselijk hart is verborgen en geschiedt in alle stilte."

"Bovenal moet het denken leeg zijn, in afwachting, niets zoekend, maar gereed het voorwerp dat erin zal doordringen, in zijn volle waarheid te ontvangen. (...) De kostbaarste waarden moet men niet zoeken, ze moeten worden afgewacht. (...)
Elk vak heeft zijn eigen methode waarmee wij, met intens verlangen en zonder haar te zoeken, de waarheid verwachten. Een bepaalde manier om aandacht te geven aan een wiskundig vraagstuk zonder er de oplossing van te zoeken, of aan de woorden van een Latijnse of Griekse tekst zonder de betekenis ervan te gaan opsporen; of te wachten onder het schrijven, todat men het juiste woord vanzelf uit de pen vloeit, terwijl men niets anders doet dan de onjuiste worden terugdringen."

"(...) men kan nooit genoeg weerstand bieden tegenover God, als dit namelijk maar gebeurt uit een zuivere bekommernis om de waarheid. Christus zelf vindt het goed dat men de waarheid boven hem stelt, want alvorens hij de Christus is is hij de waarheid."

"Het intellect groeit slechts en draagt slechts vrucht in de vreugde. Vreugde is voor de studie even onmisbaar als een regelmatige ademhaling voor hardlopers."

"Ik heb het (gedicht Love van George Herbert, 1593-1633) uit mijn hoofd geleerd. Wanneer mijn hoofdpijnaanvallen een hoogtepunt bereikten, dan dwong ik mij vaak dat gedicht op te zeggen, met al mijn aandacht en met mijn gehele ziel geneigd naar de tederheid die in de versregels ligt vervat. Ik dacht dat ik het opzegde omdat het een mooi gedicht is, maar zonder het mij bewust te zijn werd dit opzeggen een bidden. Tijdens zulk een biddend reciteren is, zoals ik u geschreven heb, Christus zelf neergedaald om mij geheel in bezit te nemen."

"Er zijn twee beslist verschillende wijzen van uitdrukken, hoewel er dezelfde woorden voor worden gebruikt, namelijk de taal van de collectiviteit en die van de enkeling. (...) Iedereen weet dat er geen echt vertrouwelijk gesprek mogelijk is dan tussen twee of drie. Reeds als het er vijf zijn, begint de taal van het collectief te overheersen."

"Het meeste verwart men de aandacht met een zekere inspanning van de spieren. Als men tot de leerlingen zegt "nu moeten jullie goed opletten", dan ziet men ze de wenkbrauwen fronsen, de adem inhouden en hun spieren spannen. Als men hen na twee minuten vraagt waaraan zij hun aandacht geschonken hebben dan blijven zij het antwoord schuldig. Zij hebben op niets hun aandacht gericht. Ze hebben niet opgelet. Ze hebben hun spieren gespannen."


19



Een prachtig artikel in Knack over de 104-jarige pianiste Alice Herz-Sommer (wat een prachtige naam ook) laatste overlevende die Kafka ontmoet heeft; over de zinloosheid van de haat. En ook zij verwijst naar Spinoza. Altijd weer Spinoza.


20

8 december 2007
Vandaag hebben we al onze darlings gekilled: de borduurscène, the secret song, de sweetheartscream, the trembling, de storm, mijn Ich freue mich-dansje, Africa, de vertaling. Hoe bevrijdend! We zijn slechts drie repetitiedagen en doorlopen verwijderd van de première. Het wordt nu echt spannend. Maar stilaan naderen we het gebed.

Judith Vindevogel