donderdag 3 november 2011

Over straathonden en bijna-doodervaringen



Interview met Koenraad Ecker van The Stray Dogs

Een man jaagt zijn auto ‘s nachts over de laatste kilometers van zijn leven. Er volgt een klap, snerpend gekras van openscheurend blik en glasgerinkel. Het razende gevaarte komt tot stilstand, maar in het hoofd van de man blijven de gedachten als motten te pletter vliegen. Met een lijf aan flarden en een kraakheldere geest aanschouwt hij zijn gebarsten leven.

WALPURGIS zet twee oude rotten aan het werk: de theatercoryfee François Beukelaers en de brommerige oude schrijver Jeroen Brouwers (hij weet hoe dat moet) en laat hen clashen met jonge honden Frederik Meulyzer, Koenraad Ecker van The Stray Dogs en Karen Dick en Diederick Nuyttens. Zo ontstaat een muzikale en filmische trip op een gloednieuwe tekst van Brouwers. Met één van deze jonge honden hadden we een gesprek op het nazomerse terras van een Brussels theater.

Koenraad, samen met Frederik vorm jij The Stray Dogs. Zegt die naam iets over jullie muziek?
Frederik en ik leerden elkaar kennen bij de jazzopleiding van het Lemmensinstituut en vormden met enkele studenten een band. Toen we met ons beiden een eigen stijl begonnen te ontwikkelen vlogen we buiten in het jazzcircuit wegens te electronisch, te weinig jazzy. Maar voor de andere scenes zoals dance waren we dan weer te experimenteel en te weinig dance. We voelden ons als stray dogs, straathonden, nergens thuis.

Waar konden jullie dan wel terecht met jullie muziek?
We hadden het geluk een Zwitsers videokunstenaar te ontmoeten, Legoman (Yannick Jacquet), met wie we de audiovisuele voorstelling Intangible States maakten. Daarmee speelden we op het Dominofestival in de AB en werden we uitgenodigd op festivals in Polen, Frankrijk en Zwitserland.
Tijdens het creatieproces zijn we bij een aantal kunstencentra Artist in residence geweest, zodat we verschillende werkperiodes konden afsluiten met een publiek toonmoment. Op één van die toonmomenten, in KC Nona in Mechelen, heeft WALPURGIS onze muziek in combinatie met video ontdekt.

Hoe keken jullie als jonge honden aan tegen de samenwerking met twee oude mannen?
François is geen oude zak, maar een man met présence op het podium, doorleefd als een oude blueszanger zonder bullshit. De tekst gaat natuurlijk over een oude man. Brouwers laat hem een beetje cynisch en gelaten terugkijken op zijn leven. Maar de vier jonge mensen live op de scène vormen met hun vitaliteit en energie een tegengewicht dat het gevecht aangaat met het cynisme. Daarom is het belangrijk dat er geen tweedeling is tussen de theatertekst en de muziek, dat de verschillende media geen uitleg geven over elkaar, dat alles in elkaar vloeit. Wij zullen als muzikanten evenzeer bewegen op het podium als de acteur en diens stem wordt evenzeer een element van de muziek. Onze muziek bouwt mee de wereld waarin de voorstelling ontstaat en waarin de toeschouwer zich begeeft. Alles gebeurt live: de video, de muziek en het spel. We zullen enkele setups hebben staan waartussen we kunnen bewegen.


Waaruit bestaan zo’n setup?

Dat varieert een beetje, maar steevast is er een laptop bij. Verder gitaar, effectenpedalen, cello, percussie, synths en de verschillende micro’s met effecten voor de stem. François heeft een erg geschikte stem om subtiele effecten onder te zetten. We tonen ook de fysieke kant van de muziek. De muziek is subtiel maar niet braaf, niet proper, met goesting en hij maakt gebruik van de meest recente electronica.

Westrandmagazine nov-dec 2011 – Tekst & beeld: Wim Van Parijs