woensdag 19 december 2007

Winterverblijf: Interview Lotte Van den Berg in Ramblas op Klara

Interview – Lotte van den Berg bij Johan Van Cauwenberghe in Ramblas (Klara)

Theatermaakster Lotte Van den Berg ging op reis in de koudste streken van Azië, in Siberië en Mongolië, en ze bracht een theaterstuk mee terug, met vragen over geloof en vertrouwen, met muziek en ook met een stukje échte winter, Winterverblijf heet het stuk en het gaat donderdag in première in de Bourla in Antwerpen. Goeiemiddag, Lotte Van den Berg.
Je bent op reis vertrokken. Ben je dat gaan doen om inspiratie op te doen of had je een vooropgezet plan om er iets mee naar voor te brengen?
Neen, juist geen vooropgezet plan. Ik ben eigenlijk op reis gegaan om écht even weg te zijn, om niet na te denken over theater maken.

Maar daar ben je met de neus op de realiteit gevallen.
Daar val je altijd op als je reis gaat – als het goed is tenminste. Neen, dat was een heel inspirerende reis, ik ben twee maanden weggeweest en toen ik ergens midden in de Gobi woestijn stond en net naar een dienst was geweest van een aantal Boedhistische monikken daar in een oud tempeltje, midden in het niets, toen dacht ik ‘hierover moet ik een voorstelling maken en die heet Winterverblijf’. Toen heb ik nog wel geprobeerd om die titel te veranderen, maar dat is nooit meer gelukt, het besluit was toen gevallen.

Het is een stuk geworden over geloof – of proberen te geloven. Wat heeft u dan zo getroffen in die Mongoolse of die Siberische geloofsovertuiging?
Ja, het was echt niet in de overtuiging zelf – ik wil het in de voorstelling zelf ook niet over een inhoudelijkheid hebben van verschillende overtuigingen of dat op de een of andere manier met elkaar vergelijken. Het ging mij meer over de manier waarop ik zag dat zij hun geloof praktizeerden of belijdden. En ik werd eigenlijk voornamelijk geraakt doordat ik zag dat de rituelen, de gebeden die zij deden heel dicht lagen bij het dagelijks leven. Het was toen zo koud dat ze de tempel niet konden verwarmen – dat was te veel werk eigenlijk. Dan waren ze met z’n allen in de schuur gaan zitten omdat ze het anders nooit warm zouden krijgen. Dat was eigenlijk een heel onromantisch schuurtje met systeemplafond en een straalkachel en dan zaten ze een beetje op een balpen te kauwen en af en toe te bidden, en ik vond dat heel mooi, dat er eigenlijk helemaal niets was opgesmukt of mooier gemaakt dan het was. Het was heel naakt.

Van schuur naar joerd en van het ene naar de andere? Gaat het dan ook over het wezen waar die mensen mee omgaan van het boedhisme en het sjamanisme?
Neen, daar gaat het dus eigenlijk niet over. In de voorstelling heb ik het ook direct – ik verwijs in de muziek wel naar die streken maar niet direct in beeld of in verhaal. In de voorstelling vraag ik me vooral af hoe je op een toneel over dit soort dingen kan spreken. Ik trek een voorzichtige vergeliijking tussen religie en kunst en theater. Het gaat heel erg over de manier waarop toeschouwers en toneelspelers samen zijn of niet samen zijn.

Het gaat om rituelen.
Ja, het gaat om rituelen en om afspraken, om vormen die we nodig hebben om ons tot de dingen te kunnen verhouden.

Openingen langs waar je binnen kan tot het hogere bijna, of tot het meer intieme.
Ja, dat, maar ook wel over hoe dat hogere – of dat intieme zoals jij dat dan noemt – het verhevene zich ook altijd direct weer verhoudt tot handelingen.

Hoe het zich vandaag toont.
Ja, je moet altijd gewoon dingen doen. Op een stoel zitten, naar de wc. Het is nooit het een of het ander, en dat vind ik heel erg mooi en dat zag ik daar, hoe het hele concrete en het verhevene altijd verbonden zijn.

Nu als je een stuk daarover maakt dan kom je, hoe je het ook draait of keert, vanzelf bij uw vader terug, bij Jozef Van den Berg, de bekende theatermaker die 18 jaar geleden een radicale keuze maakte in zijn leven. Die afscheid nam van wat hij toen deed, theater maken, maar ook van zijn werk en van zijn gezin. En hij ging als kluizenaar leven.
Dat doet hij nog altijd.

Op zoek naar het echte geloof – dat doet hij nog altijd. Wat betekende dat geloof voor hem dan? Dat hij daar zo echt mee bezig was?
Dat betekent voor hem in ieder geval heel veel. Ik bedoel, de ervaring die hij had en wellicht nog steeds heeft is dusdanig groot geweest dat hij deze beslissing heeft kunnen maken. Ikzelf weet niet wat die ervaring was.

Jij was toen vijftien.
Ik was vijftien, dus ik heb daarnaast gestaan en gezien hoe turbulent die tijden waren en hoe groot de vertwijfeling. Ik heb ook gezien hoe definitief de keuze was die hij maakte en het heeft wel enig tijd geduurd, maar uiteindelijk kan je niet anders dan maar geloven dat hij gelooft en er dan maar op vertrouwen dat zijn ervaring werkelijk was. Of hem in ieder geval werkelijk heeft geraakt. En dan gaat het niet meer over ‘is het waar of is het niet waar’. Dan gaat het over hoe groot en hoe werkelijk zijn bepaalde ervaringen. En iedereen doet daarmee wat hij daarmee doet en denkt te moeten doen. En de manier waarop hij op een hele standvastige en consequente wijze daarmee omgaat, dat is heel ingewikkeld maar dat dwingt ook respect af. Dat is ook heel mooi om te zien, hoe iemand zo werkelijk en waarachtig zijn leven probeert te leven.

En was er duidelijk geen andere keuze mogelijk? Voor jullie ook niet?
Neen, je reageert, maar dat doe je voortdurend in je leven. En er zijn heel veel momenten in je leven dat er geen andere keuzes mogelijk zijn. En ik denk dat dat ook de grote uitdaging is waar we allemaal voor staan. Om om te gaan met de dingen die je tegemoet komen. En om die niet te ontkennen.

Hebt u nog contact met uw vader?
Ja, ik heb veel contact met hem. We hebben een goeie relatie. Ik ben zeer blij dat hij mijn vader is.

Heeft dit contact onder meer geholpen in het tot stand brengen van dit stuk nu?
Geholpen zou ik niet willen zeggen, maar je hebt absoluut gelijk dat het een met het ander te maken heeft en waarschijnlijk ben ik daardoor ook zo geraakt in de Gobi woestijn door die monniken die ik daar zag ploeteren in het vuurtje omdat mij dat ook weer deed denken aan mijn vader en dat ik mij op dat moment ook realiseerde dat ik hem in zijn overtuiging wellicht niet kan volgen, maar in zijn toewijding en de manier waarop hij zich richt op het geloof en de aandacht die hij geeft, de consequentie waarmee hij daar mee bezig is, de standvastigheid ook, de liefde ook, daar wordt ik steeds toch wel heel erg door geraakt.

We praten er direct nog over verder.
(muziekfragment)
Dit was muziek van de boventoonzangeres Sainkho Namchylak. Dat is muziek die Lotte Van den Berg goed kent want ze zit ook in de voorstelling. Meer nog, Sainkho zit in de voorstelling.
Ja, Sainkho zit in de voorstelling. Samen met Dirk Seghers heb ik veel gesproken over de muziek. Hij doet ook muziekdramaturgie en begeleidt mij een beetje in de muziekkeuze in de voorstelling, en hij heeft mij een cd van Sainkho laten horen en toen dacht ik direct ‘doe moet meedoen’. Dat was natuurlijk een beetje een stout plan. Ze komt uit Tuva, dat ligt inderdaad tussen Mongolië en Siberië, ze woont in Wenen maar ze reist de hele wereld over. Ze zegt zelf dat ze de enige vrouwelijke boventoonzanger is van de wereld.

En klinkt het op podium zoals wat we net gehoord hebben?
Neen, wat ze net heeft gedaan dat is geen boventoon. Boventoonzang is eigenlijk dat iemand tegelijk een lage en een hoge toon produceert. Ze gebruikt dus echt verschillende holtes in het lichaam. Dus je hoort twee klanken, en dat geloof je eigenlijk bijna niet als je het hoort.

Dus ze staat alleen zuiver te zingen zonder instrumentale begeleiding.
Ja, inderdaad. Samen met Judith wel, Judith Vindevogel, een klassiek geschoolde zangeres. En zij hebben natuurlijk ongeloofelijk verschillende stemmen die vind ik een zeer interessante dialoog aangaan.

Het lijkt een heel inventieve, een heel wispelturige voorstelling te zijn als ik het zo hoor. Laten we het eens over het stuk zelf hebben. Ben je van een scenario vertrokken? Van de ervaringen van wat je daar gezien hebt?
Neen, ik ben niet direct van ervaringen van die reis vertrokken. Van meer filosofische overdenkingen, meer vraagstellingen en sferen, maar niet de concrete gebeurtenissen daar. Ik heb nooit een scenario voordat ik begin. Wel beelden die ik zie maar dat zijn niet direct beelden die vertaal in de voorstelling.

Hoe ga je dan concreet tewerk?
Concreet tewerk... Ik begin de eerste week met veel gesprekken met alle mensen die meedoen. Met de zangers, met de spelers, met de mensen van de techniek.

En weet je dan op voorhand al hoeveel je er nodig hebt?
Ja, dat gebeurt. Op een gegeven moment vraag ik iemand en dan denk ik ‘dan moet die daarnaast staan’. Dus op een gegeven moment had ik Dirk Roofthooft, acteur, en Marlies Heuer, actrice, en Judith Vindevogel, zangeres, en toen kwam Sainkho erbij. En aanvankelijk dacht ik dat vier mensen genoeg was, dan dacht ik ‘neen, er moet toch nog iemand bij die net jonger is’. Want zij zijn eigenlijk toch allemaal van een generatie boven mij, dus dan heb ik Marij Verhaevert gevraagd, dat is een heel jong meisje uit Arnhem, om mee te doen. Tja, dat gebeurt gaandeweg, dat zijn eigenlijk allemaal redelijk intuïtieve keuzes.

Dus een mengeling van echt geschoolde acteurs met een zekere renommé al, en jongere.
Nee, Marij is jonger, maar die zit in het laatste jaar van de toneelschool wel, dus het zijn allemaal geschoolde acteurs en zangeressen. En zo intuïtief als het samenbrengen van de hele cast gaat, zo gaat eigenlijk ook het hele proces. Ik zit nu dus vier dagen voor de première en het is ongeloofelijk leuk om te zien hoe uiteindelijk alles in elkaar valt. En ook om te zien hoe het dan weer terugkomt bij wat je aanvankelijk had gedacht. Als je met z’n allen op zo’n reis vertrekt – wat het ook eigenlijk is. Ik leg al die thema’s op tafel, ik vertel de verhalen en dan gaan de anderen daar op reageren en komen daar vanzelf beelden, klanken uit voort. En dan is het heel mooi om nu zo in die laatste fase van zo’n repetitieproces te zien hoe je weer terugkomt bij het beginidee, eigenlijk zonder dat je dat zelf in de gaten hebt.

Hoe ze allemaal op dezelfde golflengte komen te zitten ook dan?
Ja dat is heel belangrijk. Dit zijn vrijf ongeloofelijk verschillende mensen, dat wilde ik ook. Ik heb ook tijdens het proces geprobeerd om ze hetzelfde te laten doen. Dat moet ik niet doen. Ik moet eigenlijk zorgen – en daar zijn ze het ook heel erg mee eens – om die verschillen juist naast elkaar heel mooi te combineren, te componeren, om zo toch tot een eenheid te komen maar zonder dat ze elkaar gaan nadoen.

Het is eigenlijjk meer coachen wat je moet doen?
Dat is het eigenlijk ook ja. En stimuleren, inspireren. Dat is belangrijk. En kijken naar wat ze doen en het juiste teruggeven. Ik heb het gevoel dat het als regisseur heel belangrijk is om de speler of de zanger te vertellen wat hij heeft gedaan, om hem bewust te maken van zichzelf.

Een vrij statische voorstelling of zit er veel beweging in?
Er zijn momenten dat het statischer is en er zijn momenten dat er heel veel beweging in zit. Het zijn eigenlijk drie delen die all drie heel verschillend zijn en op elkaar reageren.

Is er ook een Bühnebeeld?
Ja, dat is ontworpen door Jan Joris Lamers.

Toch wel een bekende naam ook.
Een geweldige man, heel erg leuk en inspirerend om met hem te werken. Hij is zelf eigenlijk ook toneelspeler van Discordia, maar ontwerpt ook vaak de scenografie. Dat doet hij ook voor Rosas, Anne-Teresa de Keersmaeker, en ik heb samen met hem gezocht naar een beeld dat heel erg duidelijk is en direct verwijst naar de geschiedenis van de grote theaterzaal van de Bourla zelf. En wij zetten daarin een decor dat de toneelmechaniek laat zien.

Dus kaal bijna?
Heel kaal, gebaseerd op het oude coulissentoneel.

De ingewanden van het toneel bijna.
Ja, dat heb je heel mooi gezegd.

Heb je daar een bedoeling mee om naar die oude theaterstructuren te verwijzen?
Ja, op die manier heb ik het ook wel over het ritueel van het theater. Waar dat gebouw voor gebouwd is. Ik vind het heel fijn om direct te verwijzen naar de locaties waar ik ben. Dat doe ik als ik buiten ben, als ik op een groot braakliggend terrein sta, maar dat doe ik ook als ik in het theater ben. De voorstelling gaat zeker in het begin heel erg over de relatie tussen toneelspeler en toeschouwer. Of het als toneelspeler mogelijk is om de waarheid te zeggen op dat toneel, of wat dat dan is. En dus ook over het onderscheid dat gemaakt wordt door dat verhoogde podium. Dat zet iemand op de een of andere manier op een voetstuk – maar wat is het gevolg van dat voetstuk?

Een soort altaartje bijna.
Zo zou ik het niet willen zeggen, maar in weze kader je wel heel duidelijk. Het verschil tussen de kleine zaal en de grote zaal is dat om het podium staat een frame, een lijst van een schilderij zit eromheen. Waardoor de afstand tussen toneelspeler en toeschouwer heel groot wordt. Waar je heel veel mee kan doen maar wat ook gevolgen heeft voor de integriteit en de intimiteit.

Maar ga je dan de kunst van theater dan weer optillen tot een soort religiositeit?
Ja en nee, ik wil tonen dat die afstand er is, en aan het eind van de voorstelling probeer ik hem volledig op te heffen. Maar ik ga nog niet vertellen hoe ik dat doe.

Maar het is dan toch weer ‘de toeschouwer moet maar zien wat hij ermee doet’?
Neeneen, want ik wil juist uiteindelijk proberen te laten zien of de toeschouwer... Goh, dat vind ik moeilijk om uit te leggen.

Je mag niet teveel verraden.
Neen, natuurlijk mag ik niet teveel verraden! Ik vind niet dat het zo is dat de toeschouwer maar moet zien wat hij ermee doet. Tegelijkertijd vind ik ook dat de toeschouwer ook de vrijheid moet krijgen om te doen wat hij ermee wil doen, om zijn eigen interpretatie te maken.

En de muziek. Je hebt die Tuvaanse muziek dan, maar je hebt ook Bach – zijn cantate Ich Habe Genug. Een tekst van Joseph Brodsky. Zijn dat hulpmiddelen voor de toeschouwer? Of zijn het bijna leidraden die hem of haar de weg moeten wijzen?
Het zijn bijna de restanten van het toneel. We laten fragmenten zien.

Want ook Bach is toch heel theatraal?
Bach is theatraal ja, maar het lied zal nooit volledig gezongen worden.

Ich habe genug – dat is eigenlijk een blije cantate. Hij berust in het geloof. En daardoor wordt hij blij.
Ja, da’s ook heel mooi. Hij wordt vaak heel treurig gezongen, maar inderdaad. Ik heb er met Judith veel over gesproken. Het gaat over iemand die zegt: ‘ik heb genoeg, ik heb genoeg gehad. Voor mij is het genoeg. Ik kan sterven. En het streven van Judith om juist dat te zingen met een vreugde.

Is dat iets gelijkaardigs waar je in Siberïe en Mongolië ook mee geconfronteerd bent geweest?
Ja, dat gaat natuurlijk wel over het besef dat het einde of de dood, dat dat niet per definitie treurig is. Wij gaan er hier heel erg van uit dat de dood het allerergste is wat je kan overkomen, maar de vraag is of dat zo is.

We zullen zien, ik ben benieuwd naar uw voorstelling van Winterverblijf. Donderdag in première in de Bourla. Lotte Van den Berg, succes ermee.

Geen opmerkingen: